ECLI:NL:CRVB:2012:BW0077
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstandsverlening aan zelfstandige met terugwerkende kracht en fiscale consequenties
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 maart 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Almere. De appellant, een gevestigde zelfstandige, had bijstand ontvangen in de vorm van een renteloze geldlening, maar het college besloot deze bijstand met terugwerkende kracht te herzien en om te zetten in bijstand 'om niet'. De appellant betoogde dat hij recht had op een hoorplicht voorafgaand aan het besluit van het college, maar de Raad oordeelde dat het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) geen grondslag biedt voor een dergelijke hoorplicht. De Raad concludeerde dat de appellant niet was gehoord, maar dat dit niet in strijd was met de wetgeving. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde verder dat de appellant niet gevrijwaard kon worden van de fiscale consequenties van de omzetting van de bijstand, aangezien het Bbz 2004 hiervoor geen basis biedt. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor zelfstandigen om zich bewust te zijn van de fiscale implicaties van bijstandsverlening en de voorwaarden die aan deze bijstandsverlening zijn verbonden.