ECLI:NL:CRVB:2012:BV9894

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-7038 AWBZ-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wijziging voorlopige voorziening in het kader van zorgverlening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 maart 2012 uitspraak gedaan over een verzoek om wijziging van een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, had eerder een verzoek om voorlopige voorziening ingediend dat op 9 september 2011 was toegewezen. Dit verzoek was gedaan in het kader van een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. Verzoeker verzocht de Raad om de voorlopige voorziening te wijzigen, omdat de zorg die door het Zorgkantoor, Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen N.V., werd geleverd, niet voldeed aan zijn behoeften. Verzoeker had problemen ervaren met de zorgaanbieders Dimence en het Leger des Heils, en vroeg om ambulante zorg op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

De voorzieningenrechter heeft tijdens de zitting op 26 januari 2012 vastgesteld dat verzoeker geen gebruik maakte van de geboden zorg. Het Zorgkantoor had aangegeven dat de eerder getroffen voorlopige voorziening beschikbaar bleef, maar verzoeker had herhaaldelijk opname aangeboden door Dimence geweigerd. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen reden was om de voorlopige voorziening te wijzigen, aangezien de vraag enkel was of er een toereikende voorziening beschikbaar was in afwachting van de uitspraak in de hoofdzaak.

De voorzieningenrechter heeft ook geen termen aanwezig geacht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden en overwegingen belicht die een rol spelen bij het wijzigen van voorlopige voorzieningen in het bestuursrecht.

Uitspraak

11/7038 AWBZ-VV
Centrale Raad van Beroep
Voorzieningenrechter
U I T S P R A A K
als bedoeld in de artikelen 8:84, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet naar aanleiding van het verzoek om voorlopige voorziening van:
[Verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker),
in verband met het hoger beroep van:
verzoeker
tegen de uitspraak van voorzieningenrechter van de de rechtbank Zwolle-Lelystad van 29 juli 2011, 11/1156 en 11/1157 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
verzoeker
en
Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen N.V., gevestigd te Rotterdam, (hierna: Zorgkantoor)
Datum uitspraak: 16 maart 2011
I . PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft mr. W.G. Fischer, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak en tevens een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.
Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van de Raad van 9 september 2011, LJN BT1738, is het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen.
Op 4 december 2011 heeft verzoeker de Raad verzocht de voorlopige voorziening te wijzigen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2012. De zaak is gevoegd behandeld met de zaak onder nummer 11/7035 WMO-VV. Voor verzoeker is verschenen mr. E.C. Cerezo-Weisenfeld, advocaat en kantoorgenoot van mr. Fischer en S. van [D.]. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. T.R.M. van Helmond, advocaat. Na de sluiting van het onderzoek zijn de gevoegde zaken weer gesplitst. In deze zaak wordt heden uitspraak gedaan.
II. OVERWEGINGEN.
1.1. De voorzieningrechter verwijst voor de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden naar voornoemde uitspraak van 9 september 2011, waarbij het verzoek om een voorlopige voorziening is toegewezen. Het Zorgkantoor dient de in het besluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) van 7 april 2011 geïndiceerde zorg te verlenen met ingang van 9 september 2011 tot de uitspraak van de Raad in de hoofdzaak (11/4653).
1.2. Verzoeker heeft verzocht de voorlopige voorziening te wijzigen, omdat de door het Zorgkantoor geleverde zorg ongeschikt is gebleken. De zorgaanbieders Dimence en het Leger des Heils kunnen weliswaar het door CIZ geïndiceerde zorgzwaartepakket GGZ05C realiseren, maar bij het Leger des Heils zijn door het gedrag van verzoeker problemen ontstaan en voor een opname in de instelling Dimence vindt verzoeker zich te goed. De voorziening dient te worden gewijzigd in de zin dat het Zorgkantoor verzoeker in aanmerking brengt voor ambulante zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
1.3. Ter zitting is gebleken dat verzoeker inmiddels is gedetineerd, waarbij het partijen niet duidelijk was tot wanneer deze detentie zou voortduren. In verband hiermee heeft de voorzieningenrechter partijen verzocht hem ter zake nader te informeren, waarna zonder een nadere zitting uitspraak zal worden gedaan. Bij brieven van 1 maart 2012 en 9 maart 2012 hebben partijen nadere informatie verstrekt, waarbij onder meer is gebleken dat de detentie van verzoeker eindigt op
16 maart 2012.
2.1. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
2.2. Ter zitting is gebleken dat verzoeker van de door het Zorgkantoor geboden zorg geen gebruik maakt. Het Zorgkantoor heeft aangegeven dat de door de voorzieningenrechter in de uitspraak van 9 september 2011 getroffen voorlopige voorziening voor verzoeker beschikbaar blijft. Dimence heeft verzoeker meerdere keren een opname aangeboden binnen een van de afdelingen in Zwolle, maar dit is door verzoeker keer op keer geweigerd. Bij het Leger des Heils is de opvang wegens het gedrag van verzoeker beëindigd, maar ook het Leger de Heils is bereid verzoeker opnieuw op te vangen. In hetgeen verzoeker heeft aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen reden de getroffen voorlopige voorziening te wijzigen. Het gaat in de gegeven omstandigheden niet om een idealiter voor verzoeker geschikte toekomstige oplossing, maar uitsluitend om de vraag of in afwachting van de uitspraak een toereikende voorziening beschikbaar is.
3. De voorzieningenrechter acht ten slotte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht af.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2012.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) P.J.M. Crombach.
HD