ECLI:NL:CRVB:2012:BV9438
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van medische grondslag en belastbaarheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de weigering van een WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellante had in het verleden een WAO-uitkering ontvangen, maar deze was ingetrokken per 29 oktober 2006. Op 4 januari 2010 meldde zij zich opnieuw met een verzoek om een WAO-uitkering, waarbij zij aangaf dat haar arbeidsongeschiktheid was toegenomen door rug-, heup- en nekklachten. Het Uwv weigerde echter haar aanvraag, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt in een bestreden besluit van 21 april 2011.
De rechtbank Breda verklaarde het beroep van appellante gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische grondslag van het besluit voldoende was onderbouwd. In hoger beroep herhaalde appellante haar gronden, waarbij zij stelde dat het Uwv haar beperkingen had onderschat en dat haar gezondheidssituatie sinds 2007 was verslechterd.
De Centrale Raad van Beroep, onder leiding van rechter H.G. Rottier, oordeelde dat er geen aanleiding was om de medische grondslag van het bestreden besluit te betwisten. De Raad concludeerde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de belastbaarheid van appellante niet was overschat. De aan de schatting ten grondslag gelegde functies werden als medisch geschikt beoordeeld. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling of schadevergoeding toegewezen.