ECLI:NL:CRVB:2012:BV9438

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-6150 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAO-uitkering op basis van medische grondslag en belastbaarheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, waarin de weigering van een WAO-uitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellante had in het verleden een WAO-uitkering ontvangen, maar deze was ingetrokken per 29 oktober 2006. Op 4 januari 2010 meldde zij zich opnieuw met een verzoek om een WAO-uitkering, waarbij zij aangaf dat haar arbeidsongeschiktheid was toegenomen door rug-, heup- en nekklachten. Het Uwv weigerde echter haar aanvraag, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% zou zijn. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt in een bestreden besluit van 21 april 2011.

De rechtbank Breda verklaarde het beroep van appellante gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de medische grondslag van het besluit voldoende was onderbouwd. In hoger beroep herhaalde appellante haar gronden, waarbij zij stelde dat het Uwv haar beperkingen had onderschat en dat haar gezondheidssituatie sinds 2007 was verslechterd.

De Centrale Raad van Beroep, onder leiding van rechter H.G. Rottier, oordeelde dat er geen aanleiding was om de medische grondslag van het bestreden besluit te betwisten. De Raad concludeerde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de belastbaarheid van appellante niet was overschat. De aan de schatting ten grondslag gelegde functies werden als medisch geschikt beoordeeld. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling of schadevergoeding toegewezen.

Uitspraak

11/6150 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 14 september 2011, 11/2713 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv).
Datum uitspraak: 21 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. P.J. van der Meulen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift met als bijlage een verzekeringsgeneeskundige rapportage van 9 november 2011 ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2012. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. Vermeulen. Namens het Uwv is verschenen V.A.R. Kali.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft in het verleden een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen. Deze uitkering is ingetrokken met ingang van 29 oktober 2006. Op 4 januari 2010 heeft appellante zich met terugwerkende kracht vanaf 3 maart 2009 toegenomen arbeidsongeschiktheid gemeld wegens rug-, rechterheup- en nekklachten.
1.2. Bij besluit van 30 december 2010 heeft het Uwv geweigerd appellante - na afloop van een verkorte wachttijd van vier weken - met ingang van 30 maart 2009 in aanmerking te brengen voor een WAO-uitkering op de grond dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per die datum minder dan 15% bedraagt.
2. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 21 april 2011 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellante ongegrond verklaard en heeft het Uwv het besluit van 30 december 2010 gehandhaafd.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Daartoe heeft de rechtbank, kort weergegeven, geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat het besluit op een voldoende medische grondslag berust. Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag heeft de rechtbank, mede gelet op de in beroep overgelegde arbeidskundige rapportage van 12 augustus 2011, geen aanknopingspunten gezien om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor appellante ongeschikt te achten. Nu een deugdelijke arbeidskundige toelichting op die functies eerst na de datum van het bestreden besluit is verkregen, heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen ervan geheel in stand te laten.
4. In hoger beroep zijn namens appellante de in beroep aangevoerde gronden grotendeels herhaald. Deze komen er op neer dat het Uwv de fysieke en psychische beperkingen van appellante heeft onderschat. De gezondheidssituatie van appellante is verslechterd sinds 2007, welke verslechtering niet dan wel onvoldoende tot uitdrukking komt in de Functionele Mogelijkheden Lijst van 11 april 2011. Appellante acht zich niet in staat om de geduide functies te verrichten.
5.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.2. In het hoger beroep van appellante is geen aanleiding gelegen om over de medische grondslag van het bestreden besluit een ander oordeel te geven dan de rechtbank. De medische grondslag van het bestreden besluit berust op een zorgvuldig onderzoek. De verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts hebben bij hun beoordeling de in het dossier aanwezige informatie van de huisarts, de orthopedisch chirurg en de revalidatiearts betrokken. Uit deze informatie blijkt niet dat het Uwv de belastbaarheid van appellante heeft overschat. Nu appellante in hoger beroep geen nadere medische stukken heeft overgelegd, is er geen aanleiding om te twijfelen aan de door het Uwv voor appellante vastgestelde belastbaarheid. Verwezen wordt naar de hierover onder 5.1 van de aangevallen uitspraak door de rechtbank gegeven overwegingen en het daarop gegronde oordeel.
5.3. Uitgaande van de juistheid van de voor appellante vastgestelde belastbaarheid, is er geen grond om te oordelen dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht niet geschikt zijn. Met de arbeidskundige rapportages van 31 december 2010 en 13 april 2011, aangevuld met de rapportage van 12 augustus 2011, heeft het Uwv voldoende toegelicht dat de belasting in genoemde functies de belastbaarheid van appellante niet overschrijdt.
5.4. Uit de overwegingen 5.2 en 5.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Evenmin bestaat er ruimte voor een veroordeling tot schadevergoeding zodat het daartoe strekkende verzoek van appellante wordt afgewezen.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
recht doende,
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van L. van Eijndthoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2012.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) L. van Eijndthoven.
NW