[appellant] en [appellante], beiden wonende te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 22 juni 2009, 08/1449 (aangevallen uitspraak),
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht (college)
Datum uitspraak: 20 maart 2012
Namens appellanten heeft mr. D. Osmic, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2012, samen met een aantal andere gevoegde zaken van appellanten. Voor appellanten is mr. Osmic verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door H.M. Pluijmaeckers. In de gevoegde zaken, voor zover niet ingetrokken of aangehouden, wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellanten hebben op 10 maart 2008 bijzondere bijstand aangevraagd voor schulden tot een bedrag van ongeveer € 12.000,--. Het gaat om openstaande rekeningen bij energieleverancier Oxxio, Zorgverzekeraar VGZ en Rialto Verzekeringen.
1.2. Bij besluit van 10 april 2008 heeft het college de aanvraag afgewezen.
1.3. Bij besluit van 25 juli 2008 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellanten tegen het besluit van 10 april 2008 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt, samengevat, ten grondslag dat appellanten ingevolge artikel 13, eerste lid, onder f, van de Wet werk en bijstand (WWB) geen recht hebben op bijstand en er geen aanleiding is om toepassing te geven aan artikel 49 van de WWB.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep hebben appellanten, samengevat, het volgende aangevoerd. Ten onrechte is geen rekening gehouden met de omstandigheid dat hun aanvraag om een saneringskrediet door de Kredietbank Limburg is afgewezen. Voorts had het college op grond van zeer dringende redenen bijzondere bijstand moeten verlenen. Het grootste deel van de financiële problemen van appellanten is immers ontstaan na de inval van de sociale recherche medio 2006. Als gevolg van die inval hebben zij een gezamenlijke bijstandsuitkering gekregen, terwijl zij voorheen twee uitkeringen ontvingen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 49 van de WWB (oud) kan het college, in afwijking van artikel 13, eerste lid, onderdeel f, bijzondere bijstand verlenen (a) in de vorm van borgtocht, indien het verzoek van de belanghebbende tot verlening van een saneringskrediet is afgewezen vanwege diens beperkte mogelijkheden tot terugbetaling en de borgtocht noodzakelijk is om de krediettransactie alsnog doorgang te doen vinden door onder meer een gemeentelijke kredietbank en (b) indien daartoe zeer dringende redenen bestaan en de in onderdeel a genoemde mogelijkheid geen uitkomst biedt.
4.2. De stelling van appellanten dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de omstandigheid dat hun aanvraag om een saneringskrediet door de Kredietbank Limburg is afgewezen, treft geen doel, reeds omdat appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij een aanvraag om een saneringskrediet hebben ingediend.
4.3. De omstandigheid dat appellanten als gevolg van het onderzoek van de sociale recherche en de hierop volgende besluitvorming door het college en de raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank vanaf medio 2006 niet langer beschikten over twee uitkeringen - appellante ontving bijstand op grond van de WWB naar de norm voor een alleenstaande ouder en appellant ontving een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet - maar over één bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden, vormt geen zeer dringende reden als bedoeld in artikel 49, aanhef en onder b, van de WWB. Met de bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden worden appellanten geacht in de noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. Voorts wordt nog opgemerkt dat een aanzienlijk deel van de schulden waarvoor appellanten bijzondere bijstand hebben gevraagd, is gemaakt in de periode dat zij nog over twee uitkeringen beschikten.
4.4. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2012.