ECLI:NL:CRVB:2012:BV9412

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/1665 WWB + 10/1666 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van medicijnen en matras

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin hun aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van medicijnen en een matras is afgewezen. Appellanten hebben op 19 maart 2008 bijzondere bijstand aangevraagd, maar het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft deze aanvraag op 28 april 2008 afgewezen. Het college heeft in het bestreden besluit van 24 november 2008 gesteld dat er sprake is van een voorliggende voorziening, wat betekent dat de kosten op een andere manier gedekt kunnen worden. De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard.

In hoger beroep hebben appellanten erkend dat er sprake is van een voorliggende voorziening, maar hebben zij aangevoerd dat er zeer dringende redenen zijn om toch bijzondere bijstand toe te kennen, zoals bedoeld in artikel 16 van de Wet werk en bijstand (WWB). Zij hebben gesteld dat zij schulden hebben door een onrechtmatige inval van de sociale recherche in 2006, waardoor zij in financiële problemen zijn geraakt en niet in staat zijn geweest een aanvullende ziektekostenverzekering af te sluiten.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat, hoewel appellanten zich in een moeilijke situatie bevinden, hun argumenten niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van een acute noodsituatie. De Raad heeft geoordeeld dat de aanvraag om bijzondere bijstand terecht is afgewezen, omdat de omstandigheden niet zodanig zijn dat bijstand onvermijdelijk is. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

10/1665 WWB
10/1666 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden wonende te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 10 februari 2010, 09/12 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht (college)
Datum uitspraak: 20 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. D. Osmic, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2012, samen met een aantal andere gevoegde zaken van appellanten. Voor appellanten is mr. Osmic verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door H.M. Pluijmaeckers. In de gevoegde zaken, voor zover niet ingetrokken of aangehouden, wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellanten hebben op 19 maart 2008 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van medicijnen en een matras.
1.2. Bij besluit van 28 april 2008 heeft het college de aanvraag afgewezen.
1.3. Bij besluit van 24 november 2008 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellanten tegen het besluit van 28 april 2008 ongegrond verklaard. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat ten aanzien van de kosten van zowel de medicijnen als het matras sprake is van een voorliggende voorziening.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellanten tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep hebben appellanten erkend dat sprake is van een voorliggende voorziening. Zij hebben aangevoerd dat sprake is van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB) op grond waarvan niettemin bijzondere bijstand moet worden toegekend. Appellanten hebben gesteld dat zij schulden hebben als gevolg van een onrechtmatige inval van de sociale recherche in 2006 en de hierop gevolgde besluitvorming, waardoor zij sinds medio 2006 niet langer twee uitkeringen meer hebben, maar één bijstandsuitkering naar de norm voor gehuwden. Door die schulden zijn zij niet in staat geweest een aanvullende ziektekostenverzekering af te sluiten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Het eerste lid van artikel 16 van de WWB, biedt de mogelijkheid om in afwijking van artikel 15, eerste lid, van de WWB, bijstand te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Blijkens de memorie van toelichting op artikel 16 van de WWB dient in een dergelijk geval vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is.
4.2. Hetgeen appellanten hebben aangevoerd, rechtvaardigt niet de conclusie dat er ten tijde van belang sprake was van een acute noodsituatie, zodat de aanvraag terecht is afgewezen.
4.3. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2012.
(get.) E.J.M. Heijs.
(get.) R. Scheffer.
HD