ECLI:NL:CRVB:2012:BV9412
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van medicijnen en matras
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin hun aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kosten van medicijnen en een matras is afgewezen. Appellanten hebben op 19 maart 2008 bijzondere bijstand aangevraagd, maar het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft deze aanvraag op 28 april 2008 afgewezen. Het college heeft in het bestreden besluit van 24 november 2008 gesteld dat er sprake is van een voorliggende voorziening, wat betekent dat de kosten op een andere manier gedekt kunnen worden. De rechtbank heeft het beroep van appellanten tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep hebben appellanten erkend dat er sprake is van een voorliggende voorziening, maar hebben zij aangevoerd dat er zeer dringende redenen zijn om toch bijzondere bijstand toe te kennen, zoals bedoeld in artikel 16 van de Wet werk en bijstand (WWB). Zij hebben gesteld dat zij schulden hebben door een onrechtmatige inval van de sociale recherche in 2006, waardoor zij in financiële problemen zijn geraakt en niet in staat zijn geweest een aanvullende ziektekostenverzekering af te sluiten.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat, hoewel appellanten zich in een moeilijke situatie bevinden, hun argumenten niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van een acute noodsituatie. De Raad heeft geoordeeld dat de aanvraag om bijzondere bijstand terecht is afgewezen, omdat de omstandigheden niet zodanig zijn dat bijstand onvermijdelijk is. De aangevallen uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.