ECLI:NL:CRVB:2012:BV9385

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6888 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om toekenning van toelage aan inspecteur van politie op basis van buitenwettelijk beleid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een inspecteur van politie, die verzocht om toekenning van een toelage. De toelage was bedoeld voor territoriale operationele politiecapaciteiten (opc's) en was vastgesteld in een regeling van 28 november 2007. De appellant, die een andere functie vervulde, stelde dat zijn functie inhoudelijk gelijk was aan die van een territoriaal opc en vroeg om de toelage toegekend te krijgen. De korpsbeheerder heeft dit verzoek afgewezen, met de motivatie dat de regeling specifiek bedoeld was voor territoriale opc's en niet voor de functie van de appellant. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 26 januari 2012, waar de zaak werd behandeld, heeft de Raad vastgesteld dat de regeling een buitenwettelijk, begunstigend beleid betreft dat consistent moet worden toegepast. De appellant voerde aan dat het beleid niet consistent werd toegepast, maar de korpsbeheerder weerlegde dit door te stellen dat de appellant niet in dezelfde situatie verkeerde als een andere territoriaal opc die de toelage had behouden. De Raad concludeerde dat de korpsbeheerder de appellant terecht buiten de regeling had gehouden, omdat de regeling specifiek was voor territoriale opc's en de appellant een andere functie vervulde.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep van de appellant tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 maart 2012.

Uitspraak

10/6888 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], (appellant);
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 10 november 2010, 09/2208 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Korpsbeheerder van de politieregio Brabant Zuid-Oost (korpsbeheerder)
Datum uitspraak: 8 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J. van Overdam hoger beroep ingesteld.
De korpsbeheerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting, waar deze zaak gevoegd is behandeld met de zaak, nummer 10/6893 AW, in het geding tussen [S.] te [woonplaats] en de korpsbeheerder, heeft plaatsgevonden op 26 januari 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van Overdam. De korpsbeheerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.F.M.J. van den Einden en [G.].
Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst. In deze zaak doet de Raad afzonderlijk uitspraak.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant, inspecteur van politie, werd met ingang van 9 november 2005 de functie aangewezen van [naam functie].
1.2. Naar aanleiding van de evaluatie van de afschaffing van de piketregeling heeft de korpschef bij een geactualiseerde regeling van 28 november 2007 bepaald dat de opc’s van de territoriale afdelingen bereikbaar dienen te zijn, waartegenover een toelage staat van 4% van het brutomaandsalaris (toelage). Verder was, in overeenstemming met het standpunt van de Minister van Binnenlandse Zaken daarover, vermeld dat de regeling een tijdelijke overgangsregeling is en geldt van 1 juli 2007 tot het moment dat een landelijke regeling is ingevoerd.
1.3. Bij brief van 10 november 2008 heeft appellant verzocht om toekenning van de toelage, omdat zijn functie inhoudelijk gelijk is aan de functie van territoriaal opc.
1.4. Dit verzoek is afgewezen bij besluit van 24 november 2008. Overwogen is dat de regeling van 28 november 2007 uitdrukkelijk is bedoeld voor degenen die als territoriaal opc zijn aangewezen en niet ook voor de functie van appellant. Het bezwaar tegen dat besluit is bij het bestreden besluit van 11 mei 2009 ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van de standpunten van partijen in hoger beroep overweegt de Raad het volgende.
3.1. Vast staat dat de regeling het karakter heeft van buitenwettelijk, begunstigend beleid. Zij strijdt met artikel 18 van het Besluit bezoldiging politie en vindt verder in geen ander voor de politieambtenaren in de tijd hier van belang geldend wettelijk voorschrift een grondslag.
3.2. Naar vaste rechtspraak van de Raad (CRvB 9 mei 2007, JB 2007, 152, LJN BA7247) dient de bestuursrechter het bestaan en de inhoud van dergelijk beleid als een gegeven te aanvaarden en blijft de rechterlijke toetsing als gevolg daarvan beperkt tot de vraag of het beleid consistent wordt toegepast. Is dat zo, dan is er bijgevolg geen ruimte voor beoordeling van het standpunt van appellant dat het in de regeling opgenomen beleid tot strijd met het gelijkheidsbeginsel leidt.
3.3. Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat het in de regeling opgenomen beleid niet consistent wordt toegepast. Hij heeft een geval genoemd van een territoriaal opc aan wie in het genot van de toelage de functie van opc werd aangewezen maar die de toelage mocht houden. De korpsbeheerder heeft hier tegenover gesteld dat dit geval niet betekent dat het beleid niet consistent wordt toegepast. Toegelicht is dat het gaat om een territoriaal opc die op verzoek van de korpsbeheerder overging naar de functie van opc, waarbij was overeengekomen dat hij de toelage kon behouden.
3.4. De Raad is van oordeel dat het geval van appellant anders is dan het door hem genoemde, nu hem geen toelage is toegekend. Dit betekent dat het in de regeling neergelegde beleid consistent wordt toegepast, in deze zin dat de toelage enkel wordt toegekend aan territoriale opc’s.
3. Nu de regeling is beperkt tot de groep van territoriale opc’s en vast staat dat appellant een andere functie vervult, kan al wat hij in dit verband verder heeft aangevoerd niet tot het oordeel leiden dat de korpsbeheerder hem ten onrechte buiten het bereik van toepassing van de regeling heeft gehouden.
4. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en K.J. Kraan en B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van B. Bekkers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2012.
(get.) J.G. Treffers.
(get.) B. Bekkers.
HD