ECLI:NL:CRVB:2012:BV9092
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van medisch oordeel bezwaarverzekeringsarts
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van een appellant die een WAO-uitkering had aangevraagd. De aanvraag was eerder door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de appellant in 1993 gedurende 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt was. De rechtbank Amsterdam had de eerdere beslissing van het Uwv bevestigd, waarop de appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 17 februari 2011 heeft de appellant medische stukken overgelegd ter ondersteuning van zijn claim. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten zoals vermeld door de rechtbank in de eerdere uitspraak overgenomen. De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan het medische oordeel van de bezwaarverzekeringsarts, die had vastgesteld dat er geen bewijs was dat de appellant in 1993 arbeidsongeschikt was. De rechtbank had ook geconcludeerd dat de appellant geen medische informatie had overgelegd die zijn standpunt kon onderbouwen. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn claim dat hij voor zijn vertrek naar Marokko in 1994 al ziek was, maar de Raad vond de nieuwe medische informatie, die dateerde van na 2009, niet overtuigend genoeg om tot een ander oordeel te komen.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv, waarbij de aanvraag voor de WAO-uitkering werd afgewezen. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 16 maart 2012.