ECLI:NL:CRVB:2012:BV9092

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-1135 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAO-uitkering op basis van medisch oordeel bezwaarverzekeringsarts

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van een appellant die een WAO-uitkering had aangevraagd. De aanvraag was eerder door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de appellant in 1993 gedurende 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt was. De rechtbank Amsterdam had de eerdere beslissing van het Uwv bevestigd, waarop de appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 17 februari 2011 heeft de appellant medische stukken overgelegd ter ondersteuning van zijn claim. Het Uwv heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.

De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten zoals vermeld door de rechtbank in de eerdere uitspraak overgenomen. De Raad oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan het medische oordeel van de bezwaarverzekeringsarts, die had vastgesteld dat er geen bewijs was dat de appellant in 1993 arbeidsongeschikt was. De rechtbank had ook geconcludeerd dat de appellant geen medische informatie had overgelegd die zijn standpunt kon onderbouwen. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn claim dat hij voor zijn vertrek naar Marokko in 1994 al ziek was, maar de Raad vond de nieuwe medische informatie, die dateerde van na 2009, niet overtuigend genoeg om tot een ander oordeel te komen.

Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het Uwv, waarbij de aanvraag voor de WAO-uitkering werd afgewezen. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 16 maart 2012.

Uitspraak

11/1135 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2011, 10/1047 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 16 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld en medische stukken overgelegd.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2011. Namens appellant is [B.] verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.
II. OVERWEGINGEN
1.1. De Raad gaat uit van de feiten die de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft vermeld. De Raad volstaat hier met het volgende.
1.2. Bij besluit van 12 november 2009 heeft het Uwv appellants aanvraag voor een WAO-uitkering afgewezen, omdat niet is gebleken dat appellant (in 1993) voor 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest.
1.3. Bij besluit van 9 februari 2010 (bestreden besluit) heeft het Uwv zijn besluit van
12 november 2009 gehandhaafd.
2.1. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat hetgeen appellant heeft aangevoerd niet tot het oordeel leidt dat het Uwv niet terecht heeft geweigerd om aan appellant een WAO-uitkering toe te kennen.
2.2. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor twijfel aan het medische oordeel van de bezwaarverzekeringsarts, inhoudende dat niet is gebleken dat appellant in 1993 arbeidsongeschikt is geworden. Voorts is de rechtbank niet gebleken dat het rapport van de bezwaarverzekeringsarts onzorgvuldig tot stand is gekomen dan wel onjuistheden bevat. De rechtbank heeft voorts overwogen dat appellant geen medische informatie heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij vanaf 1993 onafgebroken arbeidsongeschikt was.
3. In hoger beroep heeft appellant zich gekeerd tegen de aangevallen uitspraak. Appellant heeft herhaald dat hij, vóór zijn vertrek naar Marokko op 1 oktober 1994, dusdanig (lang) ziek was dat hij vanaf 1994 recht heeft op een WAO-uitkering.
4.1. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank deze grond afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die grond niet slaagt. De Raad voegt daar nog aan toe dat zich onder de gedingstukken een door appellant getekende arbeidsovereenkomst bevindt waaruit valt op te maken dat hij voor de periode van 16 juni 1994 tot
1 oktober 1994 een dienstverband is aangegaan. Niet is gebleken dat appellant gedurende deze periode zich ziek heeft gemeld.
4.2. In hetgeen appellant in hoger beroep aan medische informatie heeft overgelegd, ziet de Raad geen aanleiding voor een andersluidend oordeel. Uit deze stukken, gedateerd vanaf 2009, valt niet af te leiden dat appellant vanaf 1993 (langdurig) ziek is geweest.
4.3. Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2012.
(get.) J. Brand.
(get.) J.R. Baas.
KR