ECLI:NL:CRVB:2012:BV9088

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-4279 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake de weigering van een WIA-uitkering na medisch onderzoek

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, die op 7 juni 2011 een eerder besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vernietigd. Het Uwv had in een besluit van 17 september 2009 vastgesteld dat appellante per 19 maart 2009 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet WIA. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek dat door het Uwv was uitgevoerd voldoende zorgvuldig was en dat de conclusies van de bezwaarverzekeringsartsen consistent en logisch waren. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen in stand heeft gelaten. Zij betoogde dat de overwegingen van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige niet overeenstemden met die van haar behandelend specialisten en dat de voorgestelde functies niet adequaat waren afgestemd op haar opleiding en vaardigheden. Tijdens de zitting bij de Raad werd ook een verborgen beperking in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) naar voren gebracht.

De Centrale Raad van Beroep, onder leiding van rechter J. Brand, heeft de argumenten van appellante beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de bezwaararbeidsdeskundige voldoende had toegelicht dat de aan appellante voorgehouden functies geschikt waren. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om de onderzoeksbevindingen van de verzekeringsartsen te betwijfelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze was aangevochten en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd openbaar gedaan op 16 maart 2012.

Uitspraak

11/4279 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante] wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 7 juni 2011, 09/5371 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 16 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. V.J.M. Janszen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2012.
Voor appellante is verschenen mr. Janszen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 17 september 2009 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, gehandhaafd zijn besluit dat voor appellante per 19 maart 2009 geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet WIA.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellante tegen het besluit van 17 september 2009 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en tevens bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
2.2. Mede afgaande op het advies van de door de rechtbank ingeschakelde psychiater, acht de rechtbank de uiteindelijke medische beoordeling van appellante voldoende zorgvuldig en de conclusies voldoende consistent, logisch en duidelijk. In de aanwezige gegevens heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gevonden voor het aannemen van meer beperkingen dan vastgelegd in de aangepaste Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 18 augustus 2010.
2.3. Met de toelichting in het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 18 augustus 2010 (waarin naar aanleiding van de door de bezwaarverzekeringsarts aangebrachte wijziging in de FML een heroverweging van de arbeidsmogelijkheden is gemaakt) is naar het oordeel van de rechtbank uiteindelijk voldoende gemotiveerd dat appellante op de datum in geding theoretisch in staat was tot het verrichten van de werkzaamheden die zijn verbonden aan de bij de schatting in aanmerking genomen functies.
2.4. De rechtbank heeft voorts beslissingen gegeven over vergoeding van proceskosten en griffierecht.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit ten onrechte in stand heeft gelaten. Appellante stelt zich op het standpunt dat de overwegingen van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige niet in overeenstemming zijn met die van de behandelend specialisten en medische rapportages, dat de voorgestelde functies niet in voldoende mate zijn gebaseerd op haar opleiding, vaardigheden en mogelijkheden en dat haar functionele mogelijkheden zijn overschat gelet op haar beperkingen. Ter zitting van de Raad is nog aangevoerd dat in de FML op aspect 5.6 een verborgen beperking is opgenomen.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. De Raad is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en heeft in het in hoger beroep aangevoerde geen reden gevonden om de onderzoeksbevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen met betrekking tot de klachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen in de FML voor onjuist te houden.
Aangezien de in hoger beroep overgelegde medische verklaringen niet zien op de in dit geding van belang zijnde datum, kan de rechtbank worden gevolgd in haar vaststelling dat de medische grondslag van het besluit van 17 september 2009 juist is.
4.3. Met betrekking tot de arbeidskundige grondslag van het besluit volgt de Raad eveneens het oordeel van de rechtbank dat door de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapportages van 2 december 2009 en 18 augustus 2010 afdoende is toegelicht dat de aan appellante voorgehouden functies voor haar geschikt zijn.
4.4. De door appellante eerst ter zitting van de Raad naar voren gebrachte grond dat het aspect 5.6 (gebogen en/of getordeerd actief zijn) in de toelichting “grote overschrijdingen van de normaalwaarde zijn niet toegestaan” een verborgen gebrek bevat, acht de Raad, nog daargelaten dat van zo’n gebrek geen sprake is, tardief.
4.5. Uit hetgeen in 4.2 tot en met 4.4 is overwogen volgt dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2012.
(get.) J. Brand.
(get.) J.R. Baas.
KR