ECLI:NL:CRVB:2012:BV9007
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om veroordeling college in proceskosten na beslissing op bezwaar bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag om bijstand op grond van de Wet werk en bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam had de aanvraag afgewezen op de grond dat appellante een gezamenlijke huishouding voerde met haar broer. Appellante heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar, maar de rechtbank heeft dit beroep afgewezen, omdat zij van mening was dat appellante te vroeg beroep had ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het beroep van appellante tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar terecht was ingesteld, omdat het college geen bericht had gedaan van verdere verdaging van de beslistermijn. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het college veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn vastgesteld op € 322,-- voor de verleende rechtsbijstand in beroep en € 437,-- voor de verleende rechtsbijstand in hoger beroep. Daarnaast moet het college het griffierecht van € 111,-- aan appellante vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van een tijdige beslissing op bezwaar en de verplichting van het college om appellante op de hoogte te stellen van eventuele verdagingen in de procedure. De Raad heeft vastgesteld dat het beroep van appellante na het verstrijken van de beslistermijn is ingesteld, wat betekent dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep te vroeg was.
De uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 maart 2012.