ECLI:NL:CRVB:2012:BV9006

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/1074 WWB + 10/1112 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om veroordeling college in proceskosten na uitblijven beslissing op bezwaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 januari 2010. Appellanten, die bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand, hebben op 7 april 2009 een bezwaarschrift ingediend tegen een uitkeringsspecificatie. Na het uitblijven van een beslissing op bezwaar hebben zij op 20 mei 2009 beroep ingesteld. De rechtbank heeft het verzoek om veroordeling van het college in de proceskosten afgewezen, omdat zij van mening was dat het college tijdig op het bezwaar had beslist. Appellanten zijn het hier niet mee eens en hebben hoger beroep ingesteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de beslistermijn op 19 mei 2009 eindigde en dat deze termijn niet was opgeschort, verdaagd of met instemming van partijen was uitgesteld. Hierdoor was het beroep van appellanten tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar terecht ingesteld. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het college veroordeeld in de proceskosten van appellanten, tot een bedrag van € 759,--, te betalen aan de griffier van de Raad. Daarnaast moet het college het door appellanten in hoger beroep betaalde griffierecht van € 111,-- vergoeden.

De uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 maart 2012. De Raad heeft de zaak behandeld op 8 februari 2012, maar partijen zijn niet verschenen. De Raad heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen en geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte het verzoek om veroordeling in de proceskosten heeft afgewezen.

Uitspraak

10/1074 WWB
10/1112 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant] en [appellante], beiden wonende te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 januari 2010, 09/2265 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant (lees: appellanten)
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak: 7 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. J.S. Vlieger, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft desgevraagd nadere stukken ingezonden.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 8 februari 2012, waar partijen, zoals bericht, niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellanten ontvangen bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand naar de norm voor gehuwden. Zij hebben op 7 april 2009 een bezwaarschrift ingediend tegen de op 31 maart 2009 aan hen toegezonden uitkeringsspecificatie, op de grond dat een onjuist bedrag aan bijstand betaalbaar is gesteld.
1.2. Appellanten hebben op 20 mei 2009 bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar.
1.3. Bij besluit van 25 mei 2009 heeft het college, voor zover hier van belang, de bezwaren gegrond verklaard en meegedeeld dat de bijstand vanaf 29 december 2008 zal worden herberekend. Daarop hebben appellanten het beroep ingetrokken, met het verzoek om het college te veroordelen in de gemaakte proceskosten. Het college heeft zich daartegen verweerd. Appellanten hebben daarop een inhoudelijke reactie gegeven.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het verzoek om veroordeling van het college in de proceskosten afgewezen. Daartoe is overwogen dat het college tijdig op het bezwaar heeft beslist, aangezien de beslistermijn was opgeschort door het voegen van bezwaarschriften, het opschuiven van de hoorzitting en het verzoek om de gronden te mogen aanvullen.
3.1. Appellanten hebben zich in hoger beroep gekeerd tegen de aangevallen uitspraak. Zij hebben aangevoerd dat zij in het bezwaarschrift al gronden hadden aangevoerd, zodat de beslistermijn niet is opgeschort doordat gelegenheid is gegeven de gronden nader aan te vullen. Bovendien heeft het college de beslissing niet met toepassing van artikel 7:10, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verdaagd.
3.2. Het college heeft aangevoerd dat tijdig in bezwaar is beslist. Appellanten hebben toestemming verleend de bezwaarschriften gevoegd te behandelen, met als voorwaarde dat de gronden van één van de bezwaren mochten worden aangevuld. Bovendien is de hoorzitting op verzoek van appellanten verplaatst naar een latere datum.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. De ingevolge artikel 7:10, eerste lid, (oud) van de Awb geldende beslistermijn van zes weken na ontvangst van het bezwaarschrift eindigde in dit geval op 19 mei 2008. De voeging van de bezwaarschriften heeft hier geen invloed op, reeds omdat het hier aan de orde zijnde bezwaarschrift van 7 april 2009 als laatste is ingediend. De verplaatsing van de hoorzitting op verzoek van appellanten van 20 april 2009 naar 28 april 2009 heeft ook geen invloed op de beslistermijn, nu die verschuiving plaatsvond binnen de beslistermijn en voor het college kennelijk geen aanleiding was om de beslistermijn met toepassing van artikel 7:10, derde lid, (oud) van de Awb te verdagen.
4.2. Dat de afhandeling van dit bezwaar is gevoegd met de afhandeling van een ander bezwaar van appellant, aan wie tot 8 mei 2009 de gelegenheid was gegeven nadere gronden in te dienen, leidt evenmin tot verlenging van de beslistermijn, nu het college aan appellanten geen bericht had gedaan van verdaging van het nemen van de beslissing op bezwaar.
4.3. Aangezien de beslistermijn eindigde op 19 mei 2009, en deze termijn niet was opgeschort, verdaagd of met instemming van partijen was uitgesteld, is het beroep van appellanten van 20 mei 2009 tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar na het verstrijken van de beslistermijn ingesteld.
4.4. Dit betekent dat het hoger beroep slaagt, zodat de aangevallen uitspraak wordt vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, veroordeelt de Raad het college in de proceskosten van appellanten in beroep. Deze kosten bedragen € 322,-- wegens verleende rechtsbijstand. Voorts zal het college op grond van artikel 8:41, vierde lid, van de Awb aan appellanten het griffierecht in beroep dienen te vergoeden.
5. Verder bestaat aanleiding voor een veroordeling van het college in de proceskosten van appellanten in hoger beroep. Deze kosten worden berekend op € 437,-- wegens verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellanten, tot een bedrag van € 759,--,
te betalen aan de griffier van de Raad;
- bepaalt dat het college aan appellanten het door hen in hoger beroep betaalde griffierecht van € 111,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van J.M. Tason Avila als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2012.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) J.M. Tason Avila.
HD