ECLI:NL:CRVB:2012:BV8843

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-1689 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de medische grondslag van de weigering van een WIA-uitkering

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de weigering van een WIA-uitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellant, die als timmerman werkte, is sinds 1 juni 2005 arbeidsongeschikt door rugklachten. Het Uwv heeft in 2008 vastgesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedraagt, waardoor hij geen recht heeft op een WIA-uitkering. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde het besluit. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de arbeidsongeschiktheid van appellant correct was ingeschat.

In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn belastbaarheid door het Uwv is overschat en heeft hij aanvullende medische stukken overgelegd. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de medische grondslag van het bestreden besluit op een zorgvuldig onderzoek berust. De rapportages van het Uwv zijn voldoende om aan te tonen dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, medisch geschikt zijn voor appellant. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de eerdere uitspraak van de rechtbank te herzien en heeft het hoger beroep van appellant afgewezen.

De Raad heeft ook geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien de rechtbank het bestreden besluit weliswaar heeft vernietigd, maar het eerdere besluit van het Uwv niet heeft herroepen. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en stelt dat er geen nieuwe medische gegevens zijn die de belastbaarheid van appellant in twijfel trekken.

Uitspraak

11/1689 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 februari 2011, 09/422 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 14 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.A. Madern, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Namens appellant zijn bij brief van 20 april 2011 aanvullende gronden ingediend met als bijlagen nadere medische stukken.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend met een verzekeringsgeneeskundige bijlage.
Bij brief van 22 augustus 2011 is namens appellant gereageerd op een vraagstelling van de Raad.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het onderzoek in de zaak met nummer 11/5456 ZW, plaatsgevonden op 1 februari 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Madern. Namens het Uwv is verschenen A. Anandbahadour. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst. In de zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is laatstelijk werkzaam geweest als voltijdse timmerman in de woningbouw. Op 1 juni 2005 is appellant voor deze werkzaamheden uitgevallen wegens rugklachten.
1.2. Na afloop van de - in de verband met een loonsanctie verlengde - wachttijd heeft het Uwv bij besluit van 28 juli 2008 appellant met ingang van 29 mei 2008 niet in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) op de grond dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant minder dan 35% bedraagt.
2. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 22 december 2008 (bestreden besluit) is het gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en heeft het Uwv het besluit van 28 juli 2008 gehandhaafd.
3. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, kort weergegeven, geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en dat het besluit op een voldoende medische grondslag berust. Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag heeft de rechtbank, mede gelet op het in beroep overgelegde arbeidskundige rapport van 22 oktober 2010, geen aanknopingspunten gezien om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor appellant ongeschikt te achten. Aangezien een deugdelijke arbeidskundige toelichting op die functies eerst na de datum van het bestreden besluit is verkregen, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, en daarbij de rechtsgevolgen ervan geheel in stand gelaten.
4. In hoger beroep heeft appellant - kort samengevat - aangevoerd dat het Uwv zijn belastbaarheid heeft overschat. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant een aantal medische stukken van de curatieve sector overgelegd. Weliswaar dateert deze informatie van ruim na de datum in geding, maar de daarin beschreven medische situatie van appellant bestond volgens appellant ook al ten tijde van de datum in geding. Tevens blijkt uit een rapportage van 7 juni 2010 van een werkcoach van re-integratiebedrijf Zingeving Ontwikkeling Netwerk (ZON) dat appellant niet belastbaar is voor arbeid. Nu zijn belastbaarheid is overschat, acht appellant zich niet in staat om de geduide functies te verrichten. Ook zijn de signaleringen in de geduide functies onvoldoende gemotiveerd.
5.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.2. In het hoger beroep van appellant is geen aanleiding gelegen om over de medische grondslag van het bestreden besluit een ander oordeel te geven dan de rechtbank. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat de medische grondslag berust op een zorgvuldig onderzoek. Het Uwv heeft de belastbaarheid van appellant niet overschat, voor welk oordeel wordt verwezen naar de daarover onder 6.5 van de aangevallen uitspraak door de rechtbank gegeven overwegingen en het daarop gegronde oordeel.
De door appellant in hoger beroep overgelegde medische informatie heeft betrekking op de gezondheidssituatie van appellant na de datum in geding van 29 mei 2008 en bevat tevens geen nieuwe medische gegevens met betrekking tot de gezondheidssituatie van appellant ten tijde van de datum in geding. De rapportages van re-integratiebedrijf ZON van 7 juni 2010 en 27 november 2010 dateren eveneens van (ruim) na de datum in geding en de daarin getrokken conclusie dat appellant vanwege zijn psychische en lichamelijke klachten niet in staat is om te werken, is niet onderbouwd met medische gegevens.
5.3. Uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, is er geen grond om te oordelen dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor appellant in medisch opzicht niet geschikt zijn. Met de arbeidskundige rapportages van 18 december 2008 en 22 oktober 2010 heeft het Uwv voldoende toegelicht, ook wat betreft de namens appellant in de brief van 22 augustus 2011 genoemde aspecten, dat de belasting in genoemde functies de belastbaarheid van appellant niet overschrijdt.
5.4. Appellant heeft in het bezwaarschrift van 10 september 2008 verzocht om vergoeding van de kosten in bezwaar. Deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking aangezien de rechtbank weliswaar het bestreden besluit heeft vernietigd, maar daarbij niet het besluit van 28 juli 2008 heeft herroepen.
5.5. Uit de overwegingen 5.2 tot en met 5.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2012.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) N.S.A. El Hana.
TM