ECLI:NL:CRVB:2012:BV8836
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling door het Uwv
In deze zaak gaat het om de weigering van een Ziektewet (ZW) uitkering aan appellant, die zich op 5 februari 2009 ziek meldde vanwege nek- en rugklachten, hoofdpijnklachten en psychische klachten. Appellant ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en had zich met terugwerkende kracht per 15 oktober 2008 ziek gemeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) oordeelde op basis van een zorgvuldig medisch onderzoek dat appellant geschikt was voor ten minste één van de functies die hem in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) waren voorgehouden. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn eerdere besluit na een ongegrondverklaring van het bezwaar.
De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij werd overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusie dat appellant geschikt was voor de geduide functies, gerechtvaardigd was. In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden, waarbij hij stelde dat het Uwv zijn psychische en lichamelijke beperkingen had onderschat. Hij voerde aan dat de door hem overgelegde medische stukken, waaronder een rapportage van een werkcoach, niet goed waren beoordeeld door de rechtbank.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellant met ingang van 15 oktober 2008 geschikt was voor ten minste één van de in het kader van de Wet WIA geduide functies. De door appellant overgelegde medische stukken gaven geen aanleiding om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid, aangezien deze geen betrekking hadden op de medische situatie van appellant ten tijde van de datum in geding. De Raad concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor een verslechtering van de medische toestand van appellant sinds de eerdere beoordeling in het kader van de Wet WIA.