ECLI:NL:CRVB:2012:BV8836

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-5456 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een ZW-uitkering na zorgvuldige medische beoordeling door het Uwv

In deze zaak gaat het om de weigering van een Ziektewet (ZW) uitkering aan appellant, die zich op 5 februari 2009 ziek meldde vanwege nek- en rugklachten, hoofdpijnklachten en psychische klachten. Appellant ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet en had zich met terugwerkende kracht per 15 oktober 2008 ziek gemeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) oordeelde op basis van een zorgvuldig medisch onderzoek dat appellant geschikt was voor ten minste één van de functies die hem in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) waren voorgehouden. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn eerdere besluit na een ongegrondverklaring van het bezwaar.

De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, waarbij werd overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusie dat appellant geschikt was voor de geduide functies, gerechtvaardigd was. In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden, waarbij hij stelde dat het Uwv zijn psychische en lichamelijke beperkingen had onderschat. Hij voerde aan dat de door hem overgelegde medische stukken, waaronder een rapportage van een werkcoach, niet goed waren beoordeeld door de rechtbank.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellant met ingang van 15 oktober 2008 geschikt was voor ten minste één van de in het kader van de Wet WIA geduide functies. De door appellant overgelegde medische stukken gaven geen aanleiding om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid, aangezien deze geen betrekking hadden op de medische situatie van appellant ten tijde van de datum in geding. De Raad concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor een verslechtering van de medische toestand van appellant sinds de eerdere beoordeling in het kader van de Wet WIA.

Uitspraak

11/5456 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 augustus 2011, 09/2290 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 14 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.A. Madern, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend met een verzekeringsgeneeskundige bijlage.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het onderzoek in de zaak met nummer 11/1689 WIA, plaatsgevonden op 1 februari 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Madern. Namens het Uwv is verschenen A. Anandbahadour. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst. In de zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant heeft zich op 5 februari 2009, vanuit de situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, met terugwerkende kracht per 15 oktober 2008 ziek gemeld wegens nek- en rugklachten, hoofdpijnklachten en psychische klachten. Bij besluit van 16 februari 2009 heeft het Uwv besloten dat appellant met ingang van 15 oktober 2008 niet in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW), omdat hij in staat wordt geacht één of meer van de functies te vervullen die hem in het kader van de einde wachttijd beoordeling op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 29 mei 2008 zijn voorgehouden als voor hem geschikte functies.
1.2. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 14 april 2009 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 16 februari 2009 gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en de getrokken conclusie kan dragen dat appellant met ingang van 15 oktober 2008 geschikt moet worden geacht voor ten minste één van de in het kader van de Wet WIA geduide functies.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn in beroep aangevoerde gronden herhaald. Deze komen erop neer dat het Uwv zijn psychische en lichamelijke beperkingen heeft onderschat. De rechtbank heeft ten onrechte ten aanzien van de door appellant overgelegde medische stukken geoordeeld dat deze geen betrekking hebben op de medische situatie van appellant ten tijde van de datum in geding. Dit geldt eveneens voor de door appellant overgelegde rapportage van 7 juni 2010 van een werkcoach van re-integratiebedrijf Zingeving Ontwikkeling Netwerk (ZON), waarin is geconcludeerd dat appellant niet belastbaar is voor arbeid. Weliswaar dateert deze informatie van ruim na de datum in geding, maar de daarin beschreven medische situatie van appellant bestond ook al ten tijde van de datum in geding. Appellant acht zich niet in staat om één van de geduide functies te verrichten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Op grond van artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid, als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken, recht op ziekengeld. Volgens vaste jurisprudentie van de Raad dient onder ‘zijn arbeid’ in voormelde zin te worden verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid. Deze regel lijdt in zoverre uitzondering dat, wanneer de verzekerde na het volbrengen van de voorgeschreven wachttijd blijvend ongeschikt is voor zijn oude werk en niet in enig werk heeft hervat, als maatstaf geldt arbeid, zoals die nader is geconcretiseerd bij de beoordeling van zijn aanspraak op een uitkering op grond van de Wet WIA. Van ongeschiktheid in de zin van de ZW is geen sprake indien de verzekerde geschikt is voor ten minste één van de functies die zijn geselecteerd bij de schatting in het kader van de Wet WIA.
4.2. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat aan het bestreden besluit een zorgvuldig medisch onderzoek ten grondslag ligt, op grond waarvan het Uwv terecht heeft geoordeeld dat appellant met ingang van 15 oktober 2008 geschikt is voor ten minste één van de in het kader van de Wet WIA geduide functies. Met betrekking tot de door appellant in beroep overgelegde medische stukken heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat deze geen aanleiding geven om te twijfelen aan de door het Uwv vastgestelde belastbaarheid van appellant, aangezien deze geen betrekking hebben op de medische situatie van appellant ten tijde van de datum in geding. In hoger beroep heeft het Uwv nader gemotiveerd dat uit de medische informatie die wel betrekking heeft op de datum in geding niet blijkt dat er sprake is van een verslechtering van de medische toestand van appellant sinds de beoordeling in het kader van de Wet WIA per 29 mei 2008. Het Uwv heeft daarbij verwezen naar de verwijsbrief van de huisarts voor de neuroloog van 22 oktober 2008, waarin geen nieuwe bevindingen zijn vermeld, en de brief van 14 november 2008 van de destijds behandelend psychiater A. Lisei, waarin geen aanwijzingen zijn terug te lezen dat er in oktober 2008 sprake is van een evidente verslechtering in de psychische conditie van appellant in vergelijking met 29 mei 2008. Tevens zijn er bij het door het Uwv op 16 februari 2009 verrichte lichamelijk onderzoek geen aanwijzingen voor een verslechtering van de rugfuncties van appellant. De rapportages van re-integratiebedrijf ZON van 7 juni 2010 en 27 november 2010 zien evenmin op de datum in geding. Bovendien is de daarin getrokken conclusie dat appellant vanwege zijn psychische en lichamelijke klachten niet in staat is om te werken, niet onderbouwd met medische gegevens.
4.3. Uit overweging 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van N.S.A. El Hana als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2012.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) N.S.A. El Hana.
TM