ECLI:NL:CRVB:2012:BV8556

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3852 ANW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van herzieningsverzoek inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 februari 2012 uitspraak gedaan over het verzet van verzoekster tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar verzoek om herziening van een eerdere uitspraak. De zaak betreft een verzoekster die in Marokko woont en die in verzet is gegaan tegen de uitspraak van de Raad van 29 juli 2011, waarin haar verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 26 mei 2010 niet-ontvankelijk werd verklaard. De Raad had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald, en verzoekster had in haar verzetschrift verklaard dat zij het griffierecht na de gestelde termijn had betaald, zonder bewijsstukken over te leggen die deze bewering konden staven.

Tijdens de zitting op 16 januari 2012 zijn partijen niet verschenen, en de Raad heeft vastgesteld dat verzoekster geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de eerdere uitspraak van 29 juli 2011 onjuist zouden maken. De Raad heeft ook opgemerkt dat verzoekster eerder was gewezen op haar financiële situatie, maar dat zij geen bewijs heeft geleverd van haar betalingscapaciteit. De Raad heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is en heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De Raad heeft rekening gehouden met de financiële situatie van verzoekster door haar een ruime termijn te geven om het griffierecht te voldoen, maar heeft vastgesteld dat verzoekster niet in staat was om het griffierecht tijdig te betalen.

Uitspraak

10/3852 ANW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, in verbinding met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[Verzoekster], wonende te [woonplaats] (Marokko), (hierna: verzoekster),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 mei 2010, 09/6484,
in het geding tussen:
verzoekster
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb)
Datum uitspraak: 27 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 29 juli 2011 heeft de Raad het door verzoekster gedane verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 26 mei 2010, 09/6484, niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 29 juli 2011 heeft verzoekster verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 16 januari 2012, waar partijen - de Svb met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 29 juli 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 8 november 2010 gestelde (laatste) termijn van twaalf weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoekster niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift heeft verzoekster verklaard dat zij het griffierecht na afloop van de gestelde termijn heeft betaald. Ook heeft zij eraan herinnerd dat zij de Raad al in een eerder stadium heeft gewezen op haar moeilijke financiële positie.
In de financiële administratie van de Raad is geen door of namens verzoekster gedane betaling aangetroffen.
De Raad stelt vast dat verzoekster geen bewijsstukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij het griffierecht inderdaad heeft betaald.
Met de door verzoekster gestelde financiële situatie is rekening gehouden in die zin dat de Raad verzoekster een ruime termijn heeft gegeven om het verschuldigde griffierecht te voldoen. Op de brieven van de Raad van 11 januari 2011 en
11 februari 2011, waarin de Raad verzoekster - wederom - in de gelegenheid heeft gesteld haar moeilijke financiële positie aan de hand van bewijsstukken aannemelijk te maken, heeft verzoekster gereageerd met de mededeling dat zij niet in staat is het griffierecht te betalen en dat zij daarvoor geen bewijs heeft.
De Raad is van oordeel dat verzoekster in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die leiden tot het oordeel dat de uitspraak van de Raad van 29 juli 2011 onjuist is.
Dit betekent dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2012.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
TM
III. DÉCISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale),
statue:
Déclare le recours non fondé.
Par conséquent, décidée par T.G.M. Simons, en présence de D.W.M. Kaldenhoven en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, 27 février 2012.