ECLI:NL:CRVB:2012:BV8379

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6859 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kinderbijslag op basis van niet voldoen aan klokureneis en inschrijving als werkzoekende

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 maart 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die kinderbijslag aanvroeg voor zijn zoon [N.-E.]. De aanvraag werd door de Sociale verzekeringsbank (Svb) geweigerd, omdat de zoon niet voldeed aan de klokureneis van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en niet als werkzoekende was ingeschreven bij de CWI. De appellant had in maart 2008 een aanvraag ingediend, maar de Svb concludeerde dat de zoon van appellant, die in Marokko onderwijs had gevolgd, niet aan de vereisten voldeed. De rechtbank Rotterdam had eerder de beslissing van de Svb bevestigd, waarop appellant in hoger beroep ging.

De Raad oordeelde dat de zoon van appellant gedurende het tijdvak van december 2007 tot mei 2008 niet als onderwijsvolgend kon worden aangemerkt, omdat hij niet voldeed aan de klokureneis van 213 uur per kwartaal. Bovendien was hij niet ingeschreven als werkzoekende bij de CWI, wat ook een voorwaarde is voor het recht op kinderbijslag. De Raad bevestigde dat de tijdelijke onderbreking van de studie, zoals in het geval van een studieovergang, niet automatisch recht op kinderbijslag garandeert, vooral niet als de onderbreking langer dan zes maanden duurt.

De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat appellant geen recht had op kinderbijslag voor de betreffende kwartalen. De beslissing van de Svb werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de wettelijke eisen voor het verkrijgen van kinderbijslag en de noodzaak voor jongeren om zich als werkzoekende in te schrijven indien zij niet onderwijs volgen.

Uitspraak

10/6859 AKW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Apellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 november 2010, 10/2672 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb).
Datum uitspraak: 9 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. drs. M.J.G. Schroeder, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2012. Namens appellant is daarbij verschenen
mr. drs. Schroeder. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.
II. OVERWEGINGEN
1.1. In maart 2008 heeft appellant een aanvraag om kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) ingediend bij de Svb. Daarbij heeft appellant vermeld dat zijn echtgenote [naam echtgenote] op 13 december 2007 naar Nederland is gekomen met drie kinderen. De Svb heeft vervolgens nadere informatie ingewonnen bij appellant over het kind [N.-E.], geboren [in] 1991.
1.2. Op 25 februari 2008 is aan [N.-E.] een vergunning tot verblijf voor bepaalde tijd verleend. Na een test in februari 2008 is [N.-E.] op de wachtlijst geplaatst voor plaatsing in een schakelklas. Met ingang van 15 mei 2008 volgt [N.-E.] onderwijs aan OSG [naam OSG] te [plaatsnaam].
1.3. Bij besluit van 24 april 2008 heeft de Svb geweigerd vanaf het eerste kwartaal van 2008 kinderbijslag aan appellant toe te kennen voor [N.-E.], omdat hij geen onderwijs volgde en niet als werkzoekende was ingeschreven bij de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI).
1.4. Naar aanleiding van het door appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar heeft de Svb een onderzoek laten verrichten in Marokko naar het door [N.-E.] aldaar laatstelijk voor zijn vestiging in Nederland gevolgde onderwijs. Uit het rapport van de attaché voor Sociale Zaken van de Nederlandse Ambassade in Rabat van
16 december 2008 blijkt dat het onderwijs dat [N.-E.] in het schooljaar 2007-2008 volgde, anders dan in de jaren daarvoor, niet voldeed aan de normen van de AKW, omdat minder dan 213 uur per kwartaal onderwijs werd gevolgd.
1.5. Bij beslissing op bezwaar van 20 februari 2009 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat [N.-E.] op de peildata van het eerste en tweede kwartaal van 2008 niet als werkloos aangemerkt kan worden, nu hij toen niet was ingeschreven bij de CWI en er ook geen goede reden was om zich daar niet in te schrijven. Evenmin kan [N.-E.] op die data aangemerkt worden als onderwijs volgend, nu hij toen niet feitelijk schoolgaand was en er ook geen sprake was van een studieovergang.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Namens appellant is in hoger beroep - kort samengevat - aangevoerd dat wel sprake is van een studieovergang gedurende de in geschil zijnde kwartalen, omdat het in Marokko gevolgde onderwijs wel voldoet aan de zogenoemde klokureneis. Voorts is aangevoerd dat van [N.-E.] niet verwacht kon worden zich als werkzoekende in te schrijven bij de CWI, omdat hij nog leerplichtig was en hij ieder moment een oproep kon krijgen voor plaatsing in een schakelklas.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Tussen partijen is in geschil of de rechtbank terecht het standpunt van de Svb heeft onderschreven dat appellant over het eerste en tweede kwartaal van 2008 geen recht heeft op kinderbijslag voor [N.-E.]. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of [N.-E.] op de peildata van die kwartalen onderwijs volgde of werkloos was als bedoeld in artikel 7 van de AKW. Ingevolge het tweede lid van dit artikel bestaat namelijk voor een kind van 16 of 17 jaar, zoals [N.-E.] en voor zover hier van belang, slechts aanspraak op kinderbijslag indien het onderwijs volgde of werkloos was.
4.2. Vast staat dat [N.-E.] op de peildata van de in geschil zijnde kwartalen feitelijk geen onderwijs volgde. Beoordeeld dient derhalve te worden of toen wellicht sprake was van een studieovergang. De Raad heeft al eerder geoordeeld, onder meer in de uitspraken van 11 juli 2001, LJN AD4662 en 9 januari 2004, LJN AO7248, dat een tijdelijke onderbreking van de studie als gevolg van - onder meer - studieovergang het recht op kinderbijslag niet verloren doet gaan, mits die onderbreking niet te lang duurt. Uitgaande van deze jurisprudentie heeft de Svb in zijn Beleidsregels als uitgangspunt geformuleerd dat een onderbreking van de studie wegens ziekte of studieovergang gedurende minder dan zes maanden het recht op kinderbijslag niet kan beïnvloeden. Dit uitgangspunt van de Svb is in de hiervoor genoemde uitspraken in het algemeen verenigbaar geacht met een juiste wetsuitleg.
4.3. Met betrekking tot de door [N.-E.] tot 7 december 2007 in Marokko gevolgde opleiding blijkt uit het rapport van de attaché voor Sociale Zaken dat deze opleiding niet voldeed aan de voorwaarde omschreven in artikel 7, tweede lid, van de AKW, nu in ieder geval niet gedurende 213 klokuren per kwartaal lessen of stages werden gevolgd. De in Marokko gevolgde opleiding voldeed derhalve niet aan de voorwaarden voor aanspraak op kinderbijslag. Dit betekent dat [N.-E.] gedurende het tijdvak vanaf het beëindigen van dat onderwijs in Marokko in december 2007 tot de aanvang van het onderwijs in de schakelklas in [plaatsnaam] in mei 2008 niet geacht kan worden onderwijs te hebben gevolgd. Hetgeen namens appellant in hoger beroep is aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Daarbij is van belang dat uit het hiervoor genoemde rapport van de attaché voor Sociale Zaken blijkt dat het door [N.-E.] in de schooljaren
2005-2006 en 2006-2007 in Marokko gevolgde onderwijs wel voldeed aan de klokureneis van ten minste 213 klokuren per kwartaal. De stelling van appellant dat in het Marokkaanse onderwijs wellicht een lager aantal klokuren gebruikelijk is, berust derhalve op een onjuiste feitelijke grondslag.
4.4. Voorts staat vast dat [N.-E.] vanaf zijn vestiging in Nederland tot de aanvang van zijn opleiding in mei 2008 niet als werkzoekende ingeschreven heeft gestaan bij de CWI, zodat hij op grond van artikel 7, zevende lid, van de AKW niet als werkloos kind aangemerkt kan worden. Voorts is niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het [N.-E.] niet tegengeworpen kan worden dat hij niet tijdig heeft voldaan aan de voorwaarde van inschrijving bij de CWI. Van een tijdige poging tot inschrijving is immers niet gebleken en verder is niet aannemelijk gemaakt dat sprake was van geldige redenen om zich niet in te schrijven bij de CWI. Het feit dat
[N.-E.] een oproep kon krijgen voor plaatsing in een schakelklas doet immers niet af aan de mogelijkheid om zich - tijdelijk - beschikbaar te stellen voor werkzaamheden.
4.5. Uit hetgeen hiervoor onder 4.1 tot en met 4.4 is overwogen, vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade als voorzitter en T.L. de Vries en E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2012.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) I.J. Penning.
TM