ECLI:NL:CRVB:2012:BV8220
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op een Wet WIA-uitkering en de rol van deskundigen in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 maart 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over haar recht op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De appellante was van mening dat zij recht had op een WIA-uitkering, maar het Uwv had vastgesteld dat zij met ingang van 22 mei 2008 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Middelburg had eerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het oordeel van een onafhankelijke deskundige, ingeschakeld door de bestuursrechter, in principe gevolgd dient te worden, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die afwijking rechtvaardigen. In deze zaak was de deskundige, psychiater D.H.J. Boeykens, geraadpleegd om de belastbaarheid van appellante te beoordelen. Boeykens concludeerde dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van het Uwv, met enkele aanpassingen, de beperkingen van appellante correct weergaf. De rechtbank had geen reden om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het advies van Boeykens.
In hoger beroep voerde appellante aan dat het onderzoek door Boeykens niet zorgvuldig was en dat zij meer beperkingen had dan in de FML was weergegeven. De Raad oordeelde echter dat appellante geen nieuwe medische informatie had gepresenteerd die haar standpunt kon onderbouwen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.