ECLI:NL:CRVB:2012:BV8155

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-5136 WMO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de korting op zones voor collectief vervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning

Op 23 januari 2012 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. De zaak betreft de toepassing van een korting van 25% op het aantal zones voor collectief vervoer voor een betrokkene die gebruik kan maken van een scootmobiel. Het college had op 16 februari 2010 besloten om deze korting toe te passen, maar het bezwaar van de betrokkene tegen dit besluit werd door het college ongegrond verklaard. De rechtbank Almelo heeft het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd.

De Centrale Raad van Beroep heeft de beoordeling van de rechtbank onderschreven. De Raad oordeelde dat er geen grondslag is voor het toepassen van de korting, zoals vastgelegd in de Verordening maatschappelijke ondersteuning (Vmo) en het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Bmo). Het college had gesteld dat er wel een grondslag zou zijn in een besluit van 19 december 2006, maar de Raad oordeelde dat dit besluit niet op kenbare wijze was gepubliceerd en daarom niet kon worden ingeroepen.

De Raad concludeerde dat het hoger beroep van het college niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de betrokkene in hoger beroep, die zijn begroot op € 906,12, inclusief rechtsbijstand en reiskosten. Het griffierecht voor het college werd vastgesteld op € 454,--. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de vervoersbehoefte van Wmo-gerechtigden door de gemeente.

Uitspraak

11/5136 WMO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
P R O C E S – V E R B A A L
van de mondelinge uitspraak op 23 januari 2012
Zitting heeft: mr. R.M. van Male
Griffier: B. Bekkers
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten (appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 27 juli 2011, 10/942 (aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
[betrokkene], wonende te [woonplaats], (betrokkene)
en
appellant
Ter zitting is appellant vertegenwoordigd door G. Sanderman en E.M. Mulder. Betrokkene is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. J.A.H. Theunissen.
1. Appellant heeft bij besluit van 16 februari 2010 met ingang van 1 maart 2010 op het aantal aan betrokkene toegekende zones voor het collectief vervoer een korting toegepast van 25%.
2. Appellant heeft het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 16 februari 2010 bij beslissing op bezwaar van 29 juli 2010 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het besluit van 16 februari 2010 herroepen.
4. Appellant heeft tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld.
5. De Raad is tot de volgende beoordeling gekomen.
6. In de gemeente Rijssen-Holten is aan de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) uitvoering gegeven door de Verordening maatschappelijke ondersteuning (Vmo) en het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Bmo). De rechtbank heeft geoordeeld dat voor het toepassen van een korting van 25% op het aantal zones voor het collectief vervoer indien de aanvrager gebruik kan maken van een scootmobiel geen grondslag kan worden gevonden in het Bmo en de Vmo. De Raad onderschrijft dit oordeel. Het standpunt dat daarvoor wel grondslag kan worden gevonden in het besluit van het college van 19 december 2006, in welk besluit het college toepassing van het Wvg-verstrekkingenboek zou hebben gecontinueerd, leidt de Raad niet tot een ander oordeel. Dit besluit van 19 december 2006, waarin ten nadele van een Wmo-gerechtigde wordt afgeweken van het samenstel van bepalingen van de op juiste wijze gepubliceerde Vmo en Bmo, is niet op kenbare wijze gepubliceerd. Onder deze omstandigheden kan daarop geen beroep worden gedaan.
7. Appellant heeft gesteld dat de korting van 25% op zones van het collectief vervoer met ingang van 1 januari 2011 wel in het Bmo is neergelegd. Met het oog hierop overweegt de Raad ten overvloede dat het, wanneer de gemeente weer een besluit zou willen nemen met betrekking tot een vervoersvoorziening van betrokkene, op de weg van het college ligt om zich te verdiepen in haar reële vervoersbehoefte.
8. Hieruit vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
9. Appellant wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van betrokkene in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 874,-- voor rechtsbijstand en op € 32,12 voor reiskosten.
10. Het dictum van de uitspraak luidt:
a. de Raad bevestigt de aangevallen uitspraak;
b. appellant wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van € 906,12;
c. van appellant wordt een griffierecht geheven van € 454,--.
Waarvan proces-verbaal
de griffier het lid van de enkelvoudige kamer
(get.) B. Bekkers (get.) R.M. van Male
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep
HD