[appellante], wonende te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 13 december 2010, 10/931 (aangevallen uitspraak),
het college van burgemeester en wethouders van Peel en Maas (college)
Datum uitspraak: 7 maart 2012
Namens appellante heeft mr. J.H.M. Verstraten, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2012. Voor appellante zijn verschenen mr. Verstraten en de moeder van appellante [naam moeder]. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.W. van de Langemheen en S.R. Schipperheijn.
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante is op 1 augustus 2008 vanuit [gemeente 1] verhuisd naar [gemeente 2]. Op 25 juni 2009 heeft appellante onder meer een aanvraag ingediend om - aanvullende - algemene bijstand met ingang van 1 juni 2008 naar de norm voor een alleenstaande en om bijzondere bijstand in de kosten van een paspoort.
1.2. Bij besluit van 1 oktober 2009, voor zover hier van belang, heeft het college appellante algemene bijstand - in de vorm van een lening - verleend met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2008. Het college heeft geen aanleiding gezien om appellante met verdergaande terugwerkende kracht algemene bijstand te verlenen op de grond dat zij voor 1 augustus 2008 niet in [gemeente 2] - maar in [gemeente 1] - woonachtig was. Het college heeft de aanvraag om bijzondere bijstand in de kosten van het paspoort afgewezen op de grond dat het hier gaat om incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan die uit eigen middelen moeten worden bestreden.
1.3. Bij besluit van 22 juni 2010 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 1 oktober 2009 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - voor zover hier van belang - het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat zij in aanmerking komt voor algemene bijstand over de periode van 1 juni 2008 tot 1 augustus 2008 omdat het college heeft nagelaten haar aanvraag waar het gaat om die periode door te zenden naar het college van burgemeester en wethouders van Venlo. Voorts heeft zij aangevoerd dat zij in aanmerking komt voor bijzondere bijstand in de kosten van een paspoort omdat zij een lening is aangegaan om in die kosten te kunnen voorzien.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
De aanvraag om bijzondere bijstand in de kosten van een paspoort
4.1. Bij kosten van een paspoort gaat het om kosten die gerekend worden tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Die kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Afzonderlijke bijstandverlening is niet mogelijk, tenzij de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, die ertoe leiden dat die kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
4.2. De omstandigheid dat appellante ten tijde van de aanvraag - nog - geen algemene bijstand ontving, is niet aan te merken als een bijzondere omstandigheid die de verlening van bijzondere bijstand voor de kosten van het paspoort rechtvaardigt. De Raad neemt daarbij in aanmerking dat appellante niet eerder algemene bijstand heeft aangevraagd dan op 25 juni 2009, dat zij door het aangaan van een lening in de kosten van het paspoort heeft kunnen voorzien en dat zij in aanmerking is gebracht voor algemene bijstand met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2008.
De aanvraag om algemene bijstand over de periode van 1 juni 2008 tot 1 augustus 2008
4.3. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Wet werk en bijstand bestaat het recht op bijstand jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
4.4. Appellante had in de periode van 1 juni 2008 tot 1 augustus 2008 woonplaats in de gemeente [gemeente 1]. Gelet op 4.3 had zij in deze periode geen recht op algemene bijstand jegens het college. De omstandigheid dat de aanvraag van appellante van 25 juni 2009 voor zover deze betrekking heeft op voormelde periode niet is doorgezonden naar het college van burgemeester en wethouders van Venlo geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het college appellante toch algemene bijstand moet verlenen met verdergaande terugwerkende kracht dan tot 1 augustus 2008. Ter zitting van de Raad is namens appellante overigens naar voren gebracht dat zij zich ook nog tot het college van burgemeester en wethouders van Venlo heeft gewend met een aanvraag om algemene bijstand over deze periode en dat deze aanvraag is afgewezen.
4.5. Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door C. van Viegen, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2012.