ECLI:NL:CRVB:2012:BV7659

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6557 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging geboortedatum van appellante en de rechtsgeldigheid van buitenlandse vonnissen

In deze zaak gaat het om de wijziging van de geboortedatum van appellante van 1945 naar 1949. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond, die haar beroep ongegrond had verklaard. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat een vonnis van een buitenlandse rechter, dat enkel de geboortedatum rectificeert, niet kan worden beschouwd als een rechtsbeslissing die bindend is voor de Nederlandse rechter. Dit betekent dat de Nederlandse rechter niet verplicht is om de buitenlandse uitspraak te volgen, tenzij deze is gebaseerd op controleerbare gegevens die ook in Nederland van doorslaggevende betekenis zouden zijn.

De Raad stelt vast dat appellante geen authentieke stukken heeft overgelegd die haar gewijzigde geboortedatum onderbouwen. De rechtbank had eerder overwogen dat de Svb geen eisen mag stellen aan een vonnis van een buitenlandse rechter, maar de Raad corrigeert deze opvatting. De Raad benadrukt dat de Svb wel degelijk de bewijslast heeft om aan te tonen dat de geboortedatum die appellante bij haar binnenkomst in Nederland heeft opgegeven, onjuist is. De Raad concludeert dat de Svb de wijziging van de geboortedatum niet kan accepteren, omdat de onderliggende gegevens niet van doorslaggevende betekenis zijn.

De uitspraak van de Raad bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en stelt dat de Svb de geboortedatum van appellante moet aanhouden zoals deze bij haar aanvraag is opgegeven. De Raad wijst erop dat medisch onderzoek niet kan dienen als betrouwbare basis voor het vaststellen van het geboortejaar van volwassenen. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt en dat er geen ongerechtvaardigd onderscheid naar nationaliteit of afkomst is gemaakt in de behandeling van de zaak.

Uitspraak

10/6557 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 8 november 2010, 10/487 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb).
Datum uitspraak: 2 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.C.S. Grégoire, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Grégoire voornoemd en haar zoon, [naam zoon]. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellantes echtgenoot is op 4 november 1991 overleden. Appellante is in februari 1992 vanuit Marokko naar Nederland gekomen teneinde zich hier te vestigen. Op 5 maart 1992 heeft appellante een aanvraag ingediend voor een pensioen op grond van de Algemene Weduwen- en Wezenwet. Dit pensioen is haar bij besluit van 22 oktober 1992 met ingang van
1 november 1991 toegekend. Het is ingaande 1 juli 1996 van rechtswege omgezet in een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW).
1.2. Bij besluit van 30 september 2009 heeft de Svb appellante medegedeeld dat zij vanaf juli 2010 een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet ter hoogte van 12% van het maximale bedrag zal ontvangen en dat haar nabestaandenuitkering op grond van de ANW met ingang van die maand wordt beëindigd.
1.3. Namens appellante is bezwaar gemaakt tegen het besluit van 30 september 2009. Daarbij is medegedeeld dat appellante in Marokko een procedure heeft gestart ter correctie van haar geboortedatum. Nadien is namens appellante een akte van 4 november 2009 ingezonden. Uit deze akte blijkt dat appellante een verklaring van een arts heeft overgelegd volgens welke zij [in] 1949 is geboren. Uit genoemde akte blijkt voorts dat door twaalf getuigen tegenover twee notarissen is verklaard dat zij appellante zeer goed kennen en bevestigen dat appellante [in] 1949 is geboren. Deze akte is op 16 november 2009 goedgekeurd door een rechter van de afdeling notarieel recht van de rechtbank te Sidi Slimane. Voorts is ingezonden een uittreksel van de burgerlijke stand waaruit blijkt dat op 9 januari 2010 de geboortedatum van appellante is gewijzigd van 1945 in [datum] 1949.
1.4. Bij het bestreden besluit van 8 februari 2010 heeft de Svb zijn besluit van 30 september 2009 gehandhaafd. De Svb heeft daarbij aangegeven bij de vaststelling van een geboortedatum de volgende, aan de jurisprudentie ontleende, criteria te hanteren:
- er wordt uitgegaan van de geboortedatum die bij binnenkomst in Nederland bij een bevoegde instantie is opgegeven;
- wanneer op basis van authentieke stukken die tot stand zijn gekomen voor de datum van binnenkomst in Nederland een andere geboortedatum wordt aangetoond, kan deze datum worden aangehouden, als de juistheid daarvan aannemelijker is dan die bij binnenkomst in Nederland is opgegeven;
- met een buitenlands rechterlijk vonnis over de geboortedatum wordt alleen rekening gehouden wanneer dat is gebaseerd op controleerbare gegevens. De geboortedatum uit het vonnis kan worden overgenomen als de onderliggende gegevens van doorslaggevende betekenis zijn;
- een medisch-deskundig oordeel over het juiste geboortejaar wordt niet als bewijs aanvaard;
- er kan niet worden afgegaan op de persoonlijke aanblik van betrokkene.
De Svb heeft vervolgens overwogen dat appellante bij haar aanvraag van een weduwepensioen heeft aangegeven in 1945 te zijn geboren en dat deze datum ook wordt genoemd in het nadien afgegeven certificat de vie. Nu de wijziging van de geboortedatum niet is gebaseerd op controleerbare gegevens die van doorslaggevende betekenis zijn, houdt de Svb vast aan de geboortedatum die bij de aanvraag is aangegeven.
2.1. Hangende het geding bij de rechtbank is namens appellante een afschrift ingezonden van een uitspraak van het Cour d’Appel in Kénitra van 2 februari 2010. Bij deze uitspraak is naar aanleiding van het hoger beroep van appellante het (kennelijk afwijzende) vonnis van de rechtbank te Sidi Slimane vernietigd en is gelast de geboortedatum van appellante te wijzigen van 1945 in [datum] 1949.
2.2. De rechtbank heeft appellantes beroep ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat geen authentieke stukken van voor appellantes binnenkomst in Nederland zijn overgelegd waaruit blijkt dat de door haar ten tijde van die binnenkomst opgegeven geboortedatum onjuist is. Voorts is overwogen dat volgens jurisprudentie van de Raad met buitenlandse vonnissen slechts rekening dient te worden gehouden wanneer dat vonnis is gebaseerd op controleerbare gegevens die in een procedure voor de Raad ook van doorslaggevende betekenis zouden worden geacht. Daarvan is in dit geval naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
3.1. De Raad kan zich vinden in de overwegingen van de rechtbank. De rechtbank verwijst terecht naar de uitspraak van de Raad van 23 maart 1988, RSV 1988/244, waarin de uitgangspunten voor een beoordeling als de onderhavige zijn uiteengezet. Indien het beroep van appellante aan de hand van deze uitgangspunten wordt beoordeeld, kan dit niet slagen.
3.2. Naar aanleiding van het hoger beroep overweegt de Raad nog het volgende.
3.3. Namens appellante is (onder andere) gesteld dat de Svb geen eisen mag stellen aan een vonnis van een buitenlandse rechter en dat op de Svb de bewijslast rust dat het vonnis van de Marokkaanse rechter onjuist is. De gemachtigde van appellante legt hiermee een onjuiste maatstaf aan. Zoals de Raad vaker heeft overwogen, onder andere in zijn uitspraken van 25 maart 1987, RSV 1987/172 en AB 1987, 292, kan een vonnis van een buitenlandse rechter dat bij wijze van rectificatie feitelijk het jaar constateert waarin een betrokkene is geboren, niet worden beschouwd als een rechtsbeslissing inhoudende een vonnis van staat dat mogelijk naar regels van Nederlands internationaal privaatrecht gebondenheid voor een Nederlandse rechter zou kunnen opleveren. De Raad heeft daaraan toegevoegd, dat dit niet wegneemt dat het feitelijk substraat van dat buitenlandse vonnis bouwstenen kan bieden voor de beoordeling door de Nederlandse rechter.
3.4. Het vonnis van het Marokkaanse Cour d’Appel is gebaseerd op de onder 1.3 genoemde medische verklaring omtrent de leeftijd van appellante en op de aldaar genoemde verklaringen van twaalf getuigen. Met betrekking tot het eerste overweegt de Raad dat hij al eerder als zijn oordeel heeft gegeven dat medisch onderzoek niet de naar objectieve maatstaven gemeten betrouwbare gegevens kan verschaffen ter vaststelling van het geboortejaar van mensen op niet-jeugdige leeftijd en dat zelfs een schatting van een marge van circa tien jaar niet mogelijk is. De Raad verwijst in dit verband naar zijn uitspraken van 25 maart 1987, AB 1987, 291 en RSV 1987/173. Ook aan de in 2009 door twaalf getuigen afgelegde verklaringen kan de Raad niet de door appellante gewenste betekenis hechten. Hij neemt hierbij in aanmerking dat volgens een door appellante aan de Svb overhandigde ‘huwelijksakte’ op 17 maart 1969 door twaalf getuigen is verklaard dat appellante op die datum 25 jaar oud en tien jaar gehuwd was. De Raad vermag niet in te zien waarom aan de in 2009 afgelegde verklaringen een groter, laat staan een doorslaggevend gewicht zou toekomen.
3.5. Ter zitting van de Raad heeft de gemachtigde van appellante nog gesteld dat sprake is van een ongerechtvaardigd onderscheid naar nationaliteit en afkomst dat in strijd is met artikel 1 van de Grondwet, artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en politieke rechten. Het beroep op deze artikelen is niet nader toegelicht en de Raad kan in deze geen ongerechtvaardigd onderscheid naar nationaliteit of afkomst onderkennen. Aan een ieder die aanspraak maakt op een uitkering wordt de eis gesteld dat de in de aanvraag genoemde feiten zo nodig met betrouwbare stukken worden onderbouwd. Voorts geldt als vast uitgangspunt in de jurisprudentie dat een betrokkene aan zijn eerste verklaring wordt gehouden en dat daarvan slechts wordt afgeweken indien daarvoor een goede onderbouwing is. Enig onderscheid wordt daarin niet gemaakt.
3.6. Het onder 3.1 tot en met 3.5 overwogen leidt tot het oordeel dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2012.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) I.J. Penning.
GdJ