ECLI:NL:CRVB:2012:BV7617

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-4011 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toelating tot de vrijwillige verzekering Algemene nabestaandenwet (Anw) na beëindiging van de verzekering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van een appellant die verzocht om opnieuw toegelaten te worden tot de vrijwillige verzekering Algemene nabestaandenwet (Anw). De appellant, die in Marokko woont, had eerder al een verzoek ingediend, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) had dit verzoek afgewezen. De Svb stelde dat de appellant in maart 2001 had aangegeven alleen de vrijwillige verzekering voor de Algemene ouderdomswet (AOW) te willen voortzetten, waardoor de verzekering voor de Anw was beëindigd. De appellant had in juni 2009 opnieuw verzocht om toelating tot de Anw, maar de Svb weigerde dit verzoek, omdat de termijn voor aanmelding ruimschoots was overschreden.

De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van de appellant tegen de beslissing van de Svb ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de Svb terecht had geweigerd de appellant opnieuw toe te laten tot de vrijwillige verzekering Anw. De Raad benadrukte dat de appellant voldoende informatie had ontvangen over de gevolgen van zijn keuzes en dat hij had kunnen en moeten begrijpen dat zijn keuze voor alleen de AOW-verzekering leidde tot het beëindigen van de Anw-verzekering. Bovendien had de appellant op de jaarlijkse premienota's kunnen zien dat er geen premies voor de Anw werden opgelegd.

De Raad ging niet mee in de stelling van de appellant dat zijn analfabetisme hem zou moeten verontschuldigen voor het niet tijdig indienen van zijn verzoek. De Raad concludeerde dat de appellant zelf hulp had moeten zoeken als hij niet in staat was om de informatie te begrijpen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werden geen termen gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend.

Uitspraak

10/4011 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 juni 2010, 09/5674 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb).
Datum uitspraak: 2 maart 2012
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft nadere vragen gesteld, welke door de Svb zijn beantwoord.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad op 10 februari 2012. Aldaar zijn partijen, appellant met voorafgaand bericht, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij brief van 12 juni 2009 heeft appellant verzocht hem toe te laten tot de vrijwillige verzekering Algemene nabestaandenwet (Anw). Appellant geeft te kennen zich al eerder aangemeld te hebben voor deze vrijwillige verzekering, maar dat op de premienota’s alleen de vrijwillige verzekering voor de Algemene ouderdomswet (AOW) staat.
1.2. Bij besluit van 6 augustus 2009 heeft de Svb geweigerd appellant toe te laten tot de vrijwillige verzekering Anw. Hierbij heeft de Svb appellant laten weten dat hij in maart 2001 heeft aangegeven slechts de vrijwillige verzekering AOW te willen voortzetten. De vrijwillige verzekering Anw is dan ook door de Svb beëindigd. Deze verzekering kan niet op een later tijdstip opnieuw afgesloten worden. Het bezwaar tegen dit besluit is bij beslissing op bezwaar van 28 oktober 2009 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. De Raad overweegt als volgt.
3.1. Appellant nam in 2000 deel aan de vrijwillige verzekering voor de AOW en de Anw. Vanwege de inwerkingtreding van de Wet herziening vrijwillige verzekering AOW en Anw (Staatsblad 2001, 212) ontstond de mogelijkheid zich voor de AOW en Anw tezamen of apart vrijwillig te verzekeren. In februari 2001 heeft de Svb aan appellant informatie toegezonden over de mogelijkheden van de vrijwillige verzekering en de gevolgen van bepaalde keuzes. Appellant heeft het formulier dat bij deze informatie was meegezonden, teruggestuurd en als zijn keuze kenbaar gemaakt dat hij de vrijwillige verzekering AOW wilde voortzetten. De vrijwillige verzekering voor de Anw is dan ook door de Svb met ingang van 1 januari 2001 beëindigd.
3.2. De Raad is van oordeel dat de Svb terecht heeft geweigerd appellant opnieuw toe te laten tot de vrijwillige verzekering Anw. Gezien de uitgebreide informatie die aan appellant is verzonden in februari 2001 over de gevolgen van de te maken keuzes, had het appellant duidelijk kunnen en moeten zijn dat een keuze voor voortzetting van slechts de vrijwillige verzekering AOW zou leiden tot het einde van de vrijwillige verzekering Anw. Bovendien had hij op de jaarlijkse premienota’s die sinds 2001 aan hem zijn toegezonden, ieder jaar opnieuw kunnen zien dat er slechts premies voor de AOW werden opgelegd. Door tot juni 2009 te wachten met het verzoek opnieuw toegelaten te worden tot de vrijwillige verzekering Anw, heeft appellant de termijn voor aanmelding zoals genoemd in artikel 63b van de Anw ruimschoots overschreden.
3.3. Voor zover appellant meent dat als verontschuldiging daarvoor moet gelden dat hij lezen noch schrijven kan, kan de Raad hem daarin niet volgen. Als appellant niet zelf in staat was de informatie tot zich te nemen, had hij hiervoor hulp kunnen en moeten zoeken.
3.4. Uit 3.1 tot en met 3.3 volgt dat de aangevallen uitspraak bevestigd zal worden.
4. De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2012.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) I.J. Penning.
IvR