ECLI:NL:CRVB:2012:BV7231
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering op basis van medische beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, waarin de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering werd bevestigd. Appellante, die werkzaam was als medewerkster DKG-bepaling, was sinds 28 maart 2008 uitgevallen wegens rugklachten en had in 2008 twee hernia-operaties ondergaan. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld dat appellante met ingang van 31 augustus 2009 geschikt was voor haar werkzaamheden, ondanks haar medische beperkingen. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard.
Tijdens de procedure in beroep werd appellante onderzocht door revalidatiearts W. Hokken, die concludeerde dat er een discrepantie bestond tussen de door appellante aangegeven klachten en de bevindingen bij lichamelijk onderzoek. De rechtbank volgde het oordeel van de deskundige en verklaarde het beroep van appellante ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij door pijnklachten niet in staat was om te werken en overhandigde een poliklinische brief van reumatoloog prof. dr. M.H. van Rijswijk, waarin fibromyalgie werd genoemd als oorzaak van haar klachten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om af te wijken van het medisch oordeel van de deskundige. De Raad benadrukte dat de deskundige niet had geconcludeerd dat appellante niet in staat was om te werken, en dat de brief van de reumatoloog geen aanleiding gaf om te twijfelen aan het eerdere medisch oordeel. De Raad besloot het hoger beroep van appellante te verwerpen en de eerdere uitspraak te bevestigen, zonder proceskostenveroordeling.