ECLI:NL:CRVB:2012:BV5454
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand door onvoldoende duidelijkheid over feitelijke woonsituatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 februari 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die een aanvraag voor bijstand had ingediend. De rechtbank Almelo had eerder geoordeeld dat de appellant onvoldoende duidelijkheid had verschaft over zijn feitelijke woonsituatie, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. De periode waarover de aanvraag om bijstand werd gedaan, liep van 21 juli 2009 tot en met 18 december 2009.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de bewijslast voor de bijstandbehoevendheid in beginsel op de aanvrager rust. De appellant had niet aannemelijk gemaakt dat hij feitelijk op het door hem opgegeven adres bij zijn zus woonde. Rapporten van handhaving gaven aan dat de zus van de appellant verklaarde dat hij overdag altijd weg was en niet regelmatig bij haar verbleef. De appellant had ook geen verklaring gegeven voor de discrepanties tussen zijn eigen registratie van verblijf en de waarnemingen van de sociale recherche.
Bovendien bleek uit een huisbezoek dat de beschrijving van de inrichting van de kamer van de appellant niet overeenkwam met wat daadwerkelijk werd aangetroffen. De Raad concludeerde dat de appellant niet in staat was om de juiste en volledige informatie over zijn woonsituatie te verstrekken, ook al had hij medische stukken overgelegd die zijn psychische problemen aantoonden. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd in het openbaar uitgesproken.