ECLI:NL:CRVB:2012:BV3880

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/2117 WWB + 11/6265 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van bijstandsbesluit na tussenuitspraak in hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 februari 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft een geschil over de toekenning van bijstandsverlening aan de appellant, die woonachtig is in Neder-Betuwe. De Raad had eerder op 6 september 2011 een tussenuitspraak gedaan, waarin een gebrek in het besluit van 7 oktober 2008 werd geconstateerd. Dit gebrek werd hersteld door het college, dat op 12 oktober 2011 een nieuw besluit nam, waarin de appellant alsnog bijstand naar de norm voor een alleenstaande met een toeslag van 10% werd toegekend voor de periode van 11 februari 2008 tot en met 15 april 2008.

De Centrale Raad van Beroep heeft het beroep tegen het besluit van 7 oktober 2008 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd voor de periode van 11 februari 2008 tot 16 april 2008, omdat het in strijd was met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep tegen het besluit van 12 oktober 2011 werd ongegrond verklaard. De Raad heeft het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die zijn begroot op € 1.449,--, en heeft bepaald dat het college het griffierecht van € 149,-- aan de appellant vergoedt. De uitspraak werd gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van griffier J. de Jong, en werd openbaar uitgesproken op 7 februari 2012.

Uitspraak

09/2117 WWB
11/6265 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 16 april 2009, 08/4842, (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe (college)
Datum uitspraak: 7 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 6 september 2011, LJN BR2124, een tussenuitspraak gedaan. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het college op 12 oktober 2011 een nieuw besluit genomen.
Namens appellant heeft mr. Verweij bij brief van 8 november 2011 zijn zienswijze naar voren gebracht.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in samenhang met artikel 21, eerste en zede lid, van de Beroepswet, is afgezien van een nader onderzoek ter zitting. Tevens is besloten de zaak te verwijzen naar de enkelvoudige kamer.
Vervolgens heeft de Raad het onderzoek gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. In aansluiting op de tussenuitspraak van 6 september 2011 overweegt de Raad het volgende.
2. Het college heeft bij zijn besluit van 12 oktober 2011 het door de Raad geconstateerde gebrek dat aan het besluit van 7 oktober 2008 kleefde hersteld door appellant alsnog bijstand naar de norm voor een alleenstaande met een toeslag van 10% toe te kennen over de periode van 11 februari 2008 tot en met 15 april 2008.
3. Het besluit van 12 oktober 2011 wordt met toepassing van de artikelen 6:18, 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Awb bij het geding in hoger beroep betrokken.
4. Volgens de zienswijze van appellant geeft de inhoud van het besluit van 12 oktober 2011 geen aanleiding tot het maken van nadere opmerkingen.
5. Onder verwijzing naar wat in de tussenuitspraak is overwogen komt de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen wordt het beroep tegen het besluit van 7 oktober 2008 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd, voor zover dat betrekking heeft op de periode van 11 februari 2008 tot 16 april 2008, wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Voorts wordt het beroep tegen het besluit van 12 oktober 2011 ongegrond verklaard.
6. Er is aanleiding het college te veroordelen in de proceskosten van appellant. Deze kosten worden begroot op € 644,-- in beroep en € 805,-- in hoger beroep, voor verleende rechtsbijstand, derhalve in totaal € 1.449,--.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 7 oktober 2008 gegrond;
Vernietigt het besluit van 7 oktober 2008 voor zover dit betrekking heeft op de periode van 11 februari 2008 tot 16 april 2008;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 12 oktober 2011 ongegrond;
Veroordeelt het college in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.449,--, te betalen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het college aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 149,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2012.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) J. de Jong.
HD