ECLI:NL:CRVB:2012:BV3877

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-409 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van de weigering van een Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 februari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek om herziening van een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) betreffende de Wajong-uitkering van appellant. Appellant had eerder een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, welke was afgewezen omdat hij niet aan de vereiste voorwaarden voldeed. Het Uwv had op 13 januari 2009 besloten om appellant geen Wajong-uitkering toe te kennen, omdat hij niet 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt was geweest. Appellant had geen bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar later verzocht om herziening. Dit verzoek werd afgewezen op 12 januari 2010, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven tot herziening, zoals vereist in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellant tegen de afwijzing van het Uwv ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 21 december 2011 was appellant niet aanwezig, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. J. Dijkstra. De Raad beoordeelde de zaak aan de hand van de relevante wetgeving en de medische gegevens die door appellant waren overgelegd. De Raad concludeerde dat de rechtbank de gronden van appellant op juiste wijze had besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. Er waren geen nieuwe medische gegevens gepresenteerd die de eerdere afwijzing konden onderbouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep faalde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van L. van Eijndthoven als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

11/409 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 9 december 2010, 10/1142 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 1 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.J.G. Tijhuis, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2011. Appellant, noch zijn gemachtigde, is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Dijkstra.
II. OVERWEGINGEN
1. Het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), zoals die luidden tot 1 januari 2010.
2.1. Bij besluit van 13 januari 2009 heeft het Uwv geweigerd om aan appellant met ingang van 13 augustus 2008 een Wajong-uitkering toe te kennen omdat hij vanaf 13 augustus 2007 niet 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest. Appellant heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt.
2.2. Appellant heeft het Uwv verzocht om herziening van het besluit van 13 januari 2009. Bij besluit van 12 januari 2010 is het verzoek afgewezen omdat er niet sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij besluit van eveneens 12 januari 2010 heeft het Uwv aangegeven dat voor zover de eerdere door appellant op 1 juli 2009 ingezonden aanvraag opgevat moet worden als een nieuwe aanvraag wegens toegenomen beperkingen, deze aanvraag wordt afgewezen.
2.3. Bij besluit van 31 maart 2010 heeft het Uwv het bezwaar gericht tegen de besluiten van 12 januari 2010 ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 31 maart 2010 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat het verzoek om herziening van het besluit van 13 januari 2009 terecht is afgewezen. Uit de overgelegde medische stukken blijkt weliswaar dat appellant vanwege ernstige complicaties meerdere malen is opgenomen en dat appellant moest overgaan op een frequente hemodialyse in het dialysecentrum, maar deze omstandigheden hebben zich voorgedaan vóór het nemen van het besluit van 13 januari 2009 zodat dit geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb zijn. De rechtbank heeft voorts overwogen dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellant niet (alsnog) voor een Wajong-uitkering in aanmerking komt. Het Uwv heeft in deze omstandigheden terecht geoordeeld dat het antwoord op de vraag of er sprake is van toegenomen beperkingen niet relevant is omdat appellant de wachttijd niet voltooid heeft.
4. De Raad oordeelt als volgt.
5. Appellant is in hoger beroep onveranderd van mening dat hem ten onrechte een Wajong-uitkering is geweigerd. Hij heeft hiervoor gronden aangevoerd die ook al in beroep zijn aangevoerd en door de rechtbank zijn besproken. In hoger beroep zijn die gronden herhaald waarbij appellant niet heeft aangegeven waarom naar zijn opvatting het oordeel van de rechtbank onjuist is. Evenmin zijn er nieuwe medische gegevens in geding gebracht. De Raad is van oordeel dat de rechtbank die gronden op juiste wijze heeft besproken en op juiste wijze heeft gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank.
6. Uit hetgeen onder 5 is overwogen volgt dat het hoger beroep faalt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van L. van Eijndthoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2012.
(get.) J. Brand.
(get.) L. van Eijndthoven.
KR