ECLI:NL:CRVB:2012:BV3876

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-1411 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en medische en arbeidskundige grondslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar, die op 20 januari 2011 haar beroep ongegrond verklaarde. De rechtbank had eerder het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 29 januari 2010 bevestigd, waarin de WAO-uitkering van appellante per 1 november 2009 werd ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beperkingen die door de (bezwaar)verzekeringsarts waren vastgesteld en dat de arbeidskundige grondslag van het besluit juist was.

Appellante stelde in hoger beroep dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met haar beperkingen en dat de intrekking van haar WAO-uitkering onterecht was, aangezien haar medische situatie per 1 november 2009 ongewijzigd was. Daarnaast voerde zij aan dat het Uwv bij een herbeoordeling in 2007 ten onrechte een urenbeperking had laten vervallen. De Raad voor de Rechtspraak overwoog dat de gronden die appellante in hoger beroep aanvoerde in essentie een herhaling waren van de eerder ingediende gronden en dat de rechtbank deze gronden al had besproken en beoordeeld.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de medische beoordeling in 2007 niet ter discussie stond in deze procedure. De Raad was van mening dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een urenbeperking per 1 november 2009. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 1 februari 2012, waarbij de Raad de aangevallen uitspraak bevestigde en geen proceskostenveroordeling oplegde.

Uitspraak

11/1411 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 20 januari 2011, 10/708 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 1 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E. Wolter, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2011. Voor appellante is verschenen mr. Wolter. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
E.C. van der Meer.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank heeft op grond van de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen het beroep van appellante gericht tegen het besluit van 29 januari 2010 (bestreden besluit) - waarbij het Uwv, beslissend op bezwaar, heeft gehandhaafd het besluit de WAO-uitkering van appellante per 1 november 2009 in te trekken - ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - voor zover hier van belang - het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen reden gezien om te twijfelen aan de juistheid van de door de (bezwaar)verzekeringsarts vastgestelde medische beperkingen. Voorts heeft de rechtbank de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het Uwv onvoldoende rekening heeft gehouden met haar beperkingen. Aangevoerd is dat de intrekking van de WAO-uitkering, die jarenlang berekend werd naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, niet juist is omdat de medische situatie per 1 november 2009 ongewijzigd is. Voorts is aangevoerd dat het Uwv bij een herbeoordeling in 2007 ten onrechte een urenbeperking heeft laten vervallen.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. De door appellante in hoger beroep ingediende gronden zijn in essentie een herhaling van gronden die ook in beroep zijn aangevoerd. De rechtbank heeft die gronden besproken en beoordeeld. De Raad kan zich zowel in die bespreking als in de beoordeling geheel vinden.
4.3. Ook de namens appellante op 8 december 2011 ingezonden brief maakt de beoordeling niet anders, aangezien met deze brief geen nieuw licht wordt geworpen op de reeds eerder ingediende gronden.
4.4. Ten aanzien van het laten vervallen van de urenbeperking in 2007 wordt overwogen dat de medische beoordeling in 2007 in deze procedure niet in geding is, zodat de grief hiertegen geen doel treft. De Raad kan zich zoals reeds volgt uit overweging 4.2 ook met het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het niet aangewezen zijn van een urenbeperking per 1 november 2009 - de datum in geding in deze procedure - verenigen.
4.5. Gelet op hetgeen is overwogen in 4.2, 4.3 en 4.4 dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van L. van Eijndthoven als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2012.
(get.) J. Brand.
(get.) L. van Eijndthoven.
KR