ECLI:NL:CRVB:2012:BV3872
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, die op 8 april 2011 een eerder besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vernietigd. Het Uwv had in een besluit op bezwaar van 12 januari 2009 vastgesteld dat de appellant per 19 september 2008 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelde dat de medische grondslag van het besluit niet ondeugdelijk was, maar dat de arbeidskundige grondslag niet deugdelijk was, wat leidde tot de vernietiging van het besluit. De rechtbank besloot echter dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, omdat het Uwv in de procedure van beroep had aangetoond dat een deugdelijke arbeidskundige grondslag tot hetzelfde besluit zou leiden.
In hoger beroep heeft de appellant zich verzet tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen van het besluit. Hij betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het besluit op een deugdelijke medische grondslag berustte en dat hij in staat was de functies te vervullen die aan de schatting ten grondslag lagen. De appellant voerde aan dat hij niet in staat was om fulltime te werken en onderbouwde dit met een verklaring van zijn huisarts en een rapportage in het kader van een WSW-herindicatie.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de gronden die in hoger beroep zijn ingediend in essentie herhalingen waren van de gronden die eerder in beroep waren aangevoerd. De Raad concludeerde dat de door de appellant ingebrachte verklaring van de huisarts niet aantoonde dat de medische grondslag van het besluit ondeugdelijk was. Ook de rapportage in het kader van de WSW-herindicatie bood geen basis voor het aannemen van een urenbeperking in het kader van de Wet WIA. De Raad bevestigde dat voor een urenbeperking medische gronden noodzakelijk zijn, en deze waren in de rapportage niet vermeld. Gelet op deze overwegingen werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.