ECLI:NL:CRVB:2012:BV3872

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-2919 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, die op 8 april 2011 een eerder besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vernietigd. Het Uwv had in een besluit op bezwaar van 12 januari 2009 vastgesteld dat de appellant per 19 september 2008 geen recht had op een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelde dat de medische grondslag van het besluit niet ondeugdelijk was, maar dat de arbeidskundige grondslag niet deugdelijk was, wat leidde tot de vernietiging van het besluit. De rechtbank besloot echter dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, omdat het Uwv in de procedure van beroep had aangetoond dat een deugdelijke arbeidskundige grondslag tot hetzelfde besluit zou leiden.

In hoger beroep heeft de appellant zich verzet tegen het in stand laten van de rechtsgevolgen van het besluit. Hij betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het besluit op een deugdelijke medische grondslag berustte en dat hij in staat was de functies te vervullen die aan de schatting ten grondslag lagen. De appellant voerde aan dat hij niet in staat was om fulltime te werken en onderbouwde dit met een verklaring van zijn huisarts en een rapportage in het kader van een WSW-herindicatie.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat de gronden die in hoger beroep zijn ingediend in essentie herhalingen waren van de gronden die eerder in beroep waren aangevoerd. De Raad concludeerde dat de door de appellant ingebrachte verklaring van de huisarts niet aantoonde dat de medische grondslag van het besluit ondeugdelijk was. Ook de rapportage in het kader van de WSW-herindicatie bood geen basis voor het aannemen van een urenbeperking in het kader van de Wet WIA. De Raad bevestigde dat voor een urenbeperking medische gronden noodzakelijk zijn, en deze waren in de rapportage niet vermeld. Gelet op deze overwegingen werd het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

11/2919 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 8 april 2011, 10/5426 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 1 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.J. Klinkert, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Klinkert. Het Uwv was vertegenwoordigd door E.C. van der Meer.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit op bezwaar van 12 januari 2009 heeft het Uwv gehandhaafd zijn besluit dat voor appellant per 19 september 2008 geen recht is ontstaan op een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - voor zover hier van belang - het beroep van appellant tegen het besluit van 12 januari 2009 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
2.2. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat de gronden van beroep niet tot het oordeel leiden dat de medische grondslag van het besluit van 12 januari 2009 ondeugdelijk is. De gronden van beroep hebben de rechtbank wel tot het oordeel gebracht dat de arbeidskundige grondslag van het besluit niet deugdelijk is en dat het besluit daarom dient te worden vernietigd.
2.3. In de omstandigheid dat het Uwv naar het oordeel van de rechtbank in de procedure van beroep alsnog heeft aangetoond dat een deugdelijke arbeidskundige grondslag tot eenzelfde besluit leidt heeft de rechtbank aanleiding gevonden de rechtsgevolgen van het besluit van 12 januari 2009 in stand te laten.
3.1. In hoger beroep heeft appellant zich gekeerd tegen het onderdeel van de beslissing van de rechtbank dat strekt tot het in stand laten van de rechtsgevolgen.
3.2. Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het besluit van 12 januari 2009 op een deugdelijke medische grondslag berust en dat appellant in staat is de uiteindelijk aan de schatting ten grondslag liggende functies te vervullen. Appellant heeft aangevoerd dat hij niet in staat is fulltime te werken.
3.3. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant gewezen op een verklaring van zijn huisarts van 5 augustus 2011 en op een rapportage opgesteld in het kader van een zogenoemde WSW-herindicatie.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. De door appellant in hoger beroep ingediende gronden zijn in essentie een herhaling van gronden die ook in beroep zijn aangevoerd. De rechtbank heeft die gronden besproken en beoordeeld. De Raad kan zich zowel in de bespreking als in de beoordeling geheel vinden.
4.3. Uit de in hoger beroep ingebrachte verklaring van de huisarts volgt geenszins dat de medische grondslag van het besluit van 12 januari 2009 ondeugdelijk is. Uit deze verklaring volgt niet dat in de verzekeringsgeneeskundige rapportages een onjuist of onvolledig beeld van de gezondheidstoestand van appellant en de daaruit voortvloeiende beperkingen is vermeld. Evenmin blijkt uit deze verklaring dat appellant niet fulltime zou kunnen werken in voor hem geschikte functies.
4.4. Ook uit de rapportage opgesteld in het kader van de WSW-herindicatie volgt niet dat het Uwv ten onrechte geen urenbeperking heeft vastgesteld. De omstandigheid dat in het kader van de WSW een urenbeperking aangewezen wordt geacht brengt geenszins met zich dat ook in het kader van de Wet WIA een urenbeperking noodzakelijk is. Het beoordelingskader van de WSW is een ander dan dat van de Wet WIA. Voor het aannemen van een urenbeperking in het kader van de Wet WIA is het - kort samengevat - noodzakelijk dat de urenbeperking is aangewezen op medische gronden. In de rapportage opgesteld in het kader van de WSW-herindicatie zijn die medische gronden niet vermeld.
5.1. Gelet op hetgeen is overwogen in 4.2 tot en met 4.4 treft het hoger beroep geen doel en dient de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, te worden bevestigd.
5.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van L. van Eijndthoven als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2012.
(get.) J. Brand.
(get.) L. van Eijndthoven.
KR