[appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 24 januari 2011, 09/1946 (aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 2 februari 2012
Namens appellante heeft mr. D. Grégoire, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft schriftelijk enkele vragen gesteld, waarop mr. Grégoire bij fax van 21 september 2011 heeft geantwoord.
Het Uwv heeft een reactie ingezonden bij brief van 23 september 2011.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 december 2011. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.P. Veldman.
1.1. Bij brief van 13 augustus 2009 heeft het Uwv aan appellante de re-integratievisie van 12 augustus 2009 toegezonden. Bij besluit van 13 oktober 2009 heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 12 augustus 2009 gegrond verklaard, genoemde re-integratievisie ingetrokken en bepaald dat de re-integratievisie van 6 oktober 2009 hiervoor in de plaats treedt.
1.2. Hangende beroep heeft het Uwv bij besluit van 10 juni 2010, onder verwijzing naar de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 9 juni 2010, het besluit van 13 oktober 2009 ingetrokken en het bezwaar van appellante tegen de re-integratievisie van 6 oktober 2009 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 13 oktober 2009 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 10 juni 2010 ongegrond verklaard.
3.1. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat een voorschakeltraject de opmaat is voor een verdere re-integratie en niet vrijblijvend is. Desgevraagd heeft de gemachtigde van appellante in een fax van 21 september 2011 aangegeven dat het procesbelang van appellante is gelegen op het financiële vlak. Appellante maakt uit het feit dat de voorschakeltrajecten gefinancierd worden uit Individuele Re-integratie Overeenkomst (IRO)-gelden op dat zij reeds een deel van haar re-integratiebudget heeft gebruikt.
3.2. Het Uwv heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat appellante geen procesbelang heeft. Het Uwv heeft gewezen op de - hiervoor in rubriek I genoemde reactie van 19 november 2009, waarin Servicepunt Grafimedia heeft meegedeeld dat het lang-voorschakeltraject en het re-integratietraject van appellante wordt afgesloten. In de hiervoor in rubriek I genoemde reactie van 23 september 2011 heeft het Uwv vermeld dat appellante geen persoonlijk IRO-budget heeft. Desgevraagd heeft het Uwv ter zitting aangegeven dat appellante geen enkel financieel risico loopt en dat een nieuwe IRO-aanvraag zal worden beoordeeld naar de regels die op dat moment voor de re-integratie gelden.
4. De Raad stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het voorschakel- en re-integratietraject van appellante in november 2009 is afgesloten en dat op appellante geen re-integratieverplichtingen meer rusten. De Raad is van oordeel dat het Uwv in hoger beroep voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat appellante geen persoonlijk IRO-budget heeft en dat zij geen enkel financieel risico loopt als gevolg van de re-integratie visie van 6 oktober 2009. Dit brengt met zich dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens het ontbreken van enig procesbelang.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep,
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2012.