ECLI:NL:CRVB:2012:BV2768
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van medische grondslag en belastbaarheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Het Uwv had vastgesteld dat appellant met ingang van 28 juli 2009 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor hij geen recht had op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat er geen aanknopingspunten waren voor het oordeel dat het (bezwaar)verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig of onvolledig was. De artsen hebben de informatie van de huisarts, neuroloog en radioloog in hun beoordeling betrokken en gemotiveerd waarom deze informatie niet leidde tot het aannemen van meer beperkingen voor appellant. Ook heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald en gesteld dat de ernst van zijn rugbeperkingen is miskend. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellant in wezen een herhaling zijn van de eerder ingediende gronden. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat de bezwaarverzekeringsartsen voldoende hebben gemotiveerd waarom de informatie van de behandelaars van appellant niet leidt tot aanpassing van zijn belastbaarheid.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen grond is voor het oordeel dat de functies die aan het besluit ten grondslag liggen buiten het bereik van appellant liggen. De uitspraak wordt openbaar uitgesproken op 3 februari 2012, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.