ECLI:NL:CRVB:2012:BV2764

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-445 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW)

In deze zaak heeft appellante, woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar verzoek om een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) was afgewezen. De echtgenoot van appellante, die op 24 juni 2009 overleed, was ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd voor de ANW. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had eerder al geweigerd om een nabestaandenuitkering toe te kennen, omdat de echtgenoot van appellante noch verplicht, noch vrijwillig verzekerd was voor de ANW. Appellante stelde dat zij recht had op een uitkering vanwege haar medische problemen, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden geen bijzondere reden vormden om tot een ander oordeel te komen.

Tijdens de zitting op 23 december 2011 was appellante niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. P.C.A. Buskens. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet wezenlijk verschilden van de eerder ingediende gronden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat appellante geen aanspraak kon maken op een nabestaandenuitkering, ook niet op basis van het Algemeen verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko. De Raad zag geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 3 februari 2012.

Uitspraak

11/445 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 december 2010, 10/2195 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb).
Datum uitspraak: 3 februari 2012
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 december 2011. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.A. Buskens.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante woont in Marokko en is vanaf 19 september 2005 gehuwd geweest met [L.]. De echtgenoot van appellante, geboren in 1928, woonde laatstelijk in Marokko en heeft aldaar een ouderdomspensioen ingevolgde de Algemene Ouderdomswet ontvangen. Op 24 juni 2009 is hij in Marokko overleden. Vervolgens heeft appellante de Svb verzocht om een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aan haar toe te kennen.
1.2. Bij het besluit van 12 april 2010 (bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van 8 februari 2010 gehandhaafd, waarbij is geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe overwogen dat de echtgenoot van appellante noch verplicht, noch vrijwillig verzekerd was voor de ANW en dat appellante ook aan het Algemeen verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een nabestaandenuitkering kan ontlenen. Dat appellante ziek is en niet kan werken vormt voor de rechtbank geen bijzondere omstandigheid om tot een ander oordeel te komen.
3. In hoger beroep heeft appellante evenals in beroep aangevoerd dat zij recht heeft op een nabestaandenuitkering wegens haar medische problemen.
4.1. De Raad stelt vast dat appellante in hoger beroep de in eerdere fasen van de procedure naar voren gebrachte gronden en argumenten in essentie heeft herhaald. Deze hebben de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank.
4.2. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. De Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van H.L. Schoor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2012.
(get.) J.P.M. Zeijen.
(get.) H.L. Schoor.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip verzekerde.
JL