ECLI:NL:CRVB:2012:BV2515
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan belang bij beoordeling
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat haar een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft toegekend. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellante per 30 oktober 2010 recht heeft op een uitkering in de hoogste arbeidsongeschiktheidsklasse, namelijk 80 tot 100% arbeidsongeschikt. Tijdens de zitting op 21 december 2011 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat G. van der Schoot, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door A.H.G. Boelen.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat, nu appellante een uitkering heeft gekregen in de hoogste klasse, zij geen belang heeft bij de beoordeling van haar hoger beroep. Zelfs als haar standpunt over de ervaren beperkingen wordt gevolgd, kan dit niet leiden tot een hogere indeling in de arbeidsongeschiktheidsklassen. De Raad wijst erop dat de hoogte van de uitkering is gebaseerd op de criteria in de Wet WIA, waaronder het loon dat appellante heeft verdiend, en dat haar persoonlijke behoefte aan inkomen niet relevant is voor deze beoordeling.
De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er geen belang meer is bij de beoordeling van de zaak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van L. van Eijndthoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 februari 2012.