ECLI:NL:CRVB:2012:BV1984

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6192 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep na overlijden appellant zonder opvolging door erfgenamen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 januari 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van wijlen de appellant, die in leven laatstelijk woonachtig was te Rotterdam. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 oktober 2009. Tijdens de procedure is gebleken dat de appellant op 11 juni 2011 is overleden. De Raad heeft het onderzoek heropend en een oproep gedaan in de Staatscourant voor belanghebbenden om zich te melden. Echter, er zijn geen erfgenamen of andere belanghebbenden opgekomen om het geding voort te zetten. De Raad heeft vastgesteld dat er geen procesbelang meer is, aangezien de indiener van het hoger beroep is overleden en er geen opvolging heeft plaatsgevonden. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van N.M. van Gorkum als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

09/6192 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
wijlen [appellant], in leven laatstelijk gewoond hebbende te Rotterdam (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 oktober 2009, 09/614 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: College)
Datum uitspraak: 26 januari 2012
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2011. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Dinç, werkzaam bij de gemeente Rotterdam.
Na de behandeling ter zitting is gebleken dat appellant op 11 juni 2011 is overleden. De Raad heeft vervolgens het onderzoek heropend en, gelet op artikel 8:26, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de Staatscourant mededeling gedaan van de behandeling van de zaak ter zitting op 15 december 2011.
Voor appellant is op 15 december 2011 niemand verschenen en het College heeft zich, met voorafgaand bericht, niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad is van oordeel dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard en overweegt daartoe als volgt.
De indiener van het hoger beroep, [appellant], is overleden. De Raad is niet gebleken van erfgenamen die appellant als partij in het onderhavige geding zijn opgevolgd en die het geding zouden willen voortzetten. Ook na de oproep in de Staatscourant hebben zich geen belanghebbenden gemeld met het verzoek als partij aan het geding deel te mogen nemen.
Dit brengt mee dat het processuele belang aan de beoordeling van het hoger beroep is komen te ontvallen.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van N.M. van Gorkum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2012.
(get.) E.J.M. Heijs.
(get.) N.M. van Gorkum.
HD