ECLI:NL:CRVB:2012:BV1897

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6481 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om volledige nachtdienstontheffing door korpsbeheerder van politie Utrecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Korpsbeheerder van de politie Utrecht tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De zaak betreft een verzoek van betrokkene, werkzaam als centralist bij de Regionale Meldkamer van de politieregio Utrecht, om volledige nachtdienstontheffing. Betrokkene had al een gedeeltelijke ontheffing, maar verzocht om volledige ontheffing op basis van de Kaderregeling Arbeid en Zorg van de politie Utrecht. De korpsbeheerder heeft dit verzoek afgewezen, omdat zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet. De rechtbank had het beroep van betrokkene tegen deze afwijzing gegrond verklaard, maar de korpsbeheerder ging in hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de korpsbeheerder terecht heeft afgewezen, omdat inwilliging van het verzoek zou leiden tot ernstige organisatorische problemen binnen de meldkamer. De Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de korpsbeheerder het verzoek niet aan het zwaarwegend dienstbelang mocht toetsen. De Raad benadrukte dat er een afweging moet worden gemaakt tussen de belangen van de medewerker en de operationele belangen van de politie. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond, waarmee de afwijzing van de korpsbeheerder werd bevestigd.

De uitspraak benadrukt het belang van de operationele continuïteit binnen de politieorganisatie en de noodzaak om verzoeken om ontheffing van nachtdiensten zorgvuldig te toetsen aan de dienstbelangen.

Uitspraak

10/6481 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Korpsbeheerder van de politie Utrecht (korpsbeheerder),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 21 oktober 2010, 09/3507 (aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
de korpsbeheerder
en
[Betrokkene], wonende te [woonplaats], (betrokkene)
Datum uitspraak: 19 januari 2012
I. PROCESVERLOOP
De korpsbeheerder heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2011. De korpsbeheerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. V.U.C.I. Duran en P.C. de Jong. Betrokkene is verschenen bij haar gemachtigde mr. W.J. Dammingh.
II. OVERWEGINGEN
1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Volstaan wordt het volgende.
1.1. Betrokkene is als centralist werkzaam bij de Regionale Meldkamer van de politieregio Utrecht (meldkamer); de omvang van haar betrekking is 28 uur per week.
1.2. In december 2008 heeft betrokkene een verzoek ingediend om volledige nachtdienstontheffing als bedoeld in paragraaf 16 van de Kaderregeling Arbeid en Zorg van de politie Utrecht van 1 juli 2008 (kaderregeling). Zij had toen al een gedeeltelijke ontheffing: in plaats van drie-en-een-halve nachtdiensten was zij belast met twee nachtdiensten in een periode van vier weken.
1.3. Na het voornemen daartoe aan betrokkene kenbaar te hebben gemaakt, waarop zij heeft gereageerd, heeft de korpsbeheerder bij besluit van 18 juni 2009 het verzoek van betrokkene afgewezen; overwogen is dat het aantal nachtdiensten voor haar al is verminderd en zwaarwegend dienstbelang zich tegen ontheffing verzet. Het bezwaar dat appellant tegen dat besluit indiende, is bij besluit van 3 november 2009 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de korpsbeheerder opdracht gegeven een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft in de kaderregeling, waarin in paragraaf 16 onder de kop “Nachtdienstontheffing binnen de politie Utrecht” het beleid van de politie Utrecht daarover is weergegeven, voor medewerkers ouder dan 50 jaar een verruiming aanwezig geacht ten opzichte van de landelijke regeling voor medewerkers van 55 jaar en ouder, zowel wat de leeftijd als wat de toetsing aan het dienstbelang betreft. Dit betekent volgens de rechtbank dat de
korpsbeheerder het verzoek van betrokkene ten onrechte aan het dienstbelang heeft getoetst en het daarom ten onrechte heeft afgewezen.
2.1. In hoger beroep heeft de korpsbeheerder zich gekeerd tegen de uitleg die de rechtbank aan de kaderregeling heeft gegeven en uiteengezet dat zwaarwegend dienstbelang eraan in de weg staat het verzoek van betrokkene in te willigen. Betrokkene heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
3. Naar aanleiding van de standpunten van partijen in hoger beroep overweegt de Raad het volgende.
3.1. Volgens paragraaf 16 van de kaderregeling - voor zover hier van belang - heeft de medewerker, afhankelijk van zijn leeftijd op 15 maart 1999, vanaf 55 jaar recht op nachtdienstontheffing, tenzij zwaarwegend dienstbelang zich daartegen verzet. Van zwaarwegend dienstbelang is sprake indien inwilliging van het verzoek leidt tot ernstige problemen van financiële of organisatorische aard. Verder houdt paragraaf 16 onder het in 2 genoemde kopje in dat aan iedere medewerker die ouder is dan 50 jaar de mogelijkheid wordt geboden om geen volcontinudienst (nachtdienst) meer te hoeven verrichten.
3.2. De Raad stelt vast dat in paragraaf 16 van de kaderregeling voor medewerkers ouder dan 50 jaar, anders dan voor medewerkers van 55 jaar en ouder, niet uitdrukkelijk is voorgeschreven dat een verzoek om vermindering of ontheffing van nachtdienst moet worden getoetst aan de factor van zwaarwegend dienstbelang. In het licht van de regeling voor ontheffing van nachtdienst voor medewerkers van 55 jaar en ouder, welke regeling landelijk geldt, brengt naar het oordeel van de Raad een redelijke uitleg van de kaderregeling voor medewerkers ouder dan 50 jaar mee dat in alle gevallen bij een verzoek om ontheffing van nachtdienst een afweging moet worden gemaakt tussen het belang van de betrokkene medewerker en het belang van de dienst. Zou dit niet zo zijn, dan zou immers in alle gevallen een verzoek om ontheffing van nachtdienst moeten worden toegestaan. Voor de Raad staat vast dat dit voor de politie Utrecht tot onaanvaardbare organisatorische problemen zou leiden. Dit betekent dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat bij de beoordeling van het verzoek van betrokkene om ontheffing van nachtdienst de factor zwaarwegend dienstbelang buiten beschouwing moet blijven.
4. De Raad zal verder beoordelen of de korpsbeheerder het verzoek van betrokkene om ontheffing van nachtdienst terecht heeft afgewezen, omdat zwaarwegend dienstbelang aan inwilliging ervan in de weg staat.
4.1. De korpsbeheerder heeft steeds het standpunt ingenomen dat inwilliging van het verzoek van betrokkene leidt tot problemen voor de bezetting van de meldkamer, die in de organisatie van de politie Utrecht een wezenlijke plaats inneemt, en dat de ondervanging daarvan onvermijdelijk tot overtreding van de Arbeidstijdenwet zal leiden. De Raad ziet in de beschikbare gegevens voldoende steun voor dit standpunt aanwezig. Verder acht de Raad van belang dat betrokkene de bezwaarlijkheid voor haar van nachtdiensten niet heeft onderbouwd. Wel heeft zij de korpsbeheerder gewezen op visusklachten bij nachtdienst, maar zij heeft van de passende oplossing die de korpsbeheerder daarvoor heeft aangeboden, geen gebruik gemaakt. Ten slotte stelt de Raad vast dat de korpsbeheerder ten aanzien van het doen van nachtdiensten door betrokkene de vinger aan de pols houdt en, zo dit mogelijk is, tot vermindering van nachtdienst zal overgaan. Dit alles betekent dat de korpsbeheerder het verzoek van betrokkene terecht en op goede grond heeft afgewezen.
5. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad de aangevallen uitspraak vernietigen en het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en K.J. Kraan en B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van M.C. Nijholt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2012.
(get.) J.G. Treffers.
(get.) M.C. Nijholt.
HD