ECLI:NL:CRVB:2012:BV1037

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3763 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan actueel procesbelang

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin haar beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht ongegrond werd verklaard. De appellante ontvangt sinds 1 augustus 1985 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en was tot 1 mei 2008 ontheven van bepaalde arbeidsverplichtingen. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het College haar opnieuw ontheven van deze verplichtingen tot en met 8 november 2008. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het College, dat haar ontheffing van arbeidsverplichtingen verlengde, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak vastgesteld dat appellante geen actueel procesbelang heeft bij de beoordeling van haar hoger beroep. Dit is gebaseerd op het feit dat de ontheffing van haar arbeidsverplichtingen inmiddels is verlengd tot 27 juli 2009, waardoor de uitkomst van het hoger beroep geen feitelijke betekenis meer voor haar heeft. De Raad heeft benadrukt dat voor het bestaan van procesbelang vereist is dat het resultaat van het hoger beroep daadwerkelijk kan worden bereikt en van betekenis is voor de indiener. Aangezien er geen schade is geleden door appellante als gevolg van het eerdere besluit, heeft de Raad geconcludeerd dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken. Er is geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

10/3763 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 22 juni 2010, 08/3340 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (hierna: College)
Datum uitspraak: 17 januari 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.J.C. van Haren, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellante is op 14 november 2011 een door de Raad voorgelegde vraag beantwoord.
De zaak is, gevoegd met de zaak met reg.nr. 10/3762 WWB, ter behandeling aan de orde gesteld op 6 december 2011, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante ontvangt sinds 1 augustus 1985 bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Zij was tot 1 mei 2008 ontheven van een aantal arbeidsverplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de WWB. Na een medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het College bij besluit van 9 mei 2008 appellante tot en met 8 november 2008 ontheven van diezelfde arbeidsverplichtingen. Bij besluit van 1 oktober 2008 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 9 mei 2008 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 1 oktober 2008 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad ziet zich, ambtshalve, gesteld voor de vraag of appellante voldoende procesbelang heeft bij een beoordeling van haar hoger beroep. Het is vaste rechtspraak van de Raad dat sprake is van voldoende procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben.
4.2. Appellante beoogt met het hoger beroep te bewerkstelligen dat zij langer wordt ontheven van haar arbeidsverplichtingen. Ter zitting bij de rechtbank heeft de vertegenwoordiger van het College meegedeeld dat de onder 1.1 vermelde ontheffing van de arbeidsverplichtingen is verlengd tot 27 juli 2009. Dit brengt met zich mee dat appellante geen actueel (proces)belang meer heeft bij een beoordeling van haar hoger beroep. Niet gesteld of gebleken is dat appellante schade heeft geleden als gevolg van het besluit van 9 mei 2008. Ook overigens is de Raad niet van enig in aanmerking te nemen en/of rechtens te honoreren belang gebleken.
4.3. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en O.L.H.W.I. Korte en W.F. Claessens als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2012.
(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.
(get.) E. Heemsbergen.
HD