ECLI:NL:CRVB:2012:BV0941

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-5823 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake pensioenschade en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. N.D. Dane, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 oktober 2009. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij appellant stelde dat hij pensioenschade had geleden door een disciplinaire straf die hem was opgelegd. De Centrale Raad van Beroep heeft op 5 januari 2012 uitspraak gedaan.

Tijdens de procedure heeft de korpsbeheerder, de tegenpartij, aan de Raad meegedeeld dat het ABP het jaarinkomen van appellant over 2005 en 2006 had gecorrigeerd. Dit leidde tot de conclusie dat er geen sprake meer was van pensioenschade. Appellant heeft zijn hoger beroep ingetrokken, omdat de korpsbeheerder tegemoet was gekomen aan zijn verzoeken.

De Raad heeft vervolgens de korpsbeheerder veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.081,-. De Raad heeft vastgesteld dat de korpsbeheerder geen aanleiding had om te betwisten dat appellant recht had op vergoeding van deze kosten, aangezien het beroep ongegrond was verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en de proceskostenveroordeling is in overeenstemming met de Algemene wet bestuursrecht en de Beroepswet.

Uitspraak

09/5823 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 16 oktober 2009, 08/2194 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Korpsbeheerder van de politieregio Rotterdam-Rijnmond (hierna: korpsbeheerder)
Datum uitspraak: 5 januari 2012
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. N.D. Dane, advocaat bij de Nederlandse Politiebond, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 26 januari 2010 heeft de korpsbeheerder aan de Raad meegedeeld dat het ABP op verzoek van de korpsbeheerder het jaarinkomen van appellant over 2005 en 2006 heeft gecorrigeerd.
Bij brief van 29 november 2010 heeft de Raad de gemachtigde van appellant verzocht om een reactie op de brief van de korpsbeheerder van 26 januari 2010 en gevraagd of appellant het hoger beroep wenst te handhaven.
Bij brief van 9 december 2010 heeft mr. Dane namens appellant een reactie op de brief van de korpsbeheerder van 26 januari 2010 gegeven en meegedeeld dat er met de brief van 26 januari 2010 tegemoet is gekomen aan appellant en dat hierdoor het belang van een inhoudelijke behandeling van de zaak van appellant is komen te vervallen. Mr. Dane heeft namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht de korpsbeheerder te veroordelen in de proceskosten.
De korpsbeheerder heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
1. Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
2. De Raad stelt vast dat mr. Dane namens appellant het hoger beroep heeft ingetrokken, omdat de korpsbeheerder alsnog is tegemoetgekomen aan appellant, en dat namens appellant een verzoek om veroordeling van de korpsbeheerder in de proceskosten van appellant is gedaan.
3. De korpsbeheerder heeft als verweer tegen een proceskostenveroordeling aangevoerd dat de in (hoger) beroep bestreden beslissing op bezwaar van 15 april 2008 geen betrekking had op de schade die voortvloeide uit de verlaging van de bij deze nieuwe beslissing op bezwaar opgelegde straf. Pas bij brief van 21 mei 2008 heeft appellant bij de korpsbeheerder een verzoek om schadevergoeding ingediend. Dit verzoek kon derhalve niet worden betrokken bij de beslissing op bezwaar. Appellant had bij de rechtbank niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard op het punt van de schadevergoeding. Omdat het beroep ongegrond is verklaard is er geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten in de fase van het beroep. Het beroep werd terecht ongegrond verklaard zodat ook in de fase van het hoger beroep geen aanleiding bestaat voor vergoeding van proceskosten.
4. Bij besluit van 26 september 2005 (besluit 1) is na bezwaar de aan appellant opgelegde discipli-naire straf van vermindering van het salarisnummer met twee jaren voor de tijd van twee jaren gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep tegen dat besluit ongegrond verklaard. De Raad heeft die uitspraak in hoger beroep vernietigd, het beroep tegen besluit 1 gegrond verklaard en besluit 1 vernietigd. Uitvoering gevend aan de uitspraak van de Raad heeft de korpsbeheerder bij beslissing op bezwaar van 15 april 2008 (besluit 2) de discipliniare straf verlaagd naar de straf van vermindering van het salarisnummer met één jaar voor de tijd van één jaar.
5. In de procedure bij de rechtbank heeft appellant gesteld dat hij onder meer pensioenschade heeft geleden omdat bij besluit 2 niet is voorzien in een terugwerkend herstel van de aan het salaris gere-lateerde looncomponenten. De rechtbank heeft het standpunt van de korpsbeheerder gevolgd dat uit een salarisspecificatie van 2008 blijkt dat appellant wel is gecompenseerd voor de pensioen-schade.
6. De rechtbank heeft terecht een antwoord gegeven op de vraag of van pensioenschade van appellant als gevolg van de oorspronkelijke onrechtmatige strafoplegging nog sprake was. Ten onrechte is de rechtbank voorbij gegaan aan de omstandigheid dat ook ter zitting niet duidelijk is geworden hoe het in de genoemde salarisspecificatie vermelde bedrag tot stand is gekomen. Pas in hoger beroep is door de mededeling van het ABP gebleken dat het ABP het jaarinkomen over 2005 en 2006 heeft gecorrigeerd. Daarmee staat vast dat er geen sprake meer is van pensioenschade.
7. De Raad ziet aldus aanleiding om de korpsbeheerder te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.081,-.
6. Voor de vergoeding van griffierecht kan appellant zich, ingevolge artikel 22, vijfde lid, van de Beroepswet, rechtstreeks wenden tot de korpsbeheerder.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt de korpsbeheerder in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.081,-.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 januari 2012.
(get.) M.C. Bruning.
(get.) R. Scheffer.
RB