ECLI:NL:CRVB:2012:BV0604

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-1417 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen boete opgelegd door het College voor Zorgverzekeringen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Breda, waarin het beroep tegen een besluit van het College voor Zorgverzekeringen (Cvz) werd afgewezen. De zaak betreft een boete die aan appellant was opgelegd door ONVZ Zorgverzekeraar namens Cvz. De boete van € 370,39 werd later door Cvz vastgesteld op € 0,--, omdat appellant onvoldoende financiële draagkracht had. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit en stelde beroep in tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaarschrift. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van Cvz ongegrond.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 januari 2012 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat Cvz het in het besluit van 17 augustus 2010 vervatte standpunt niet langer handhaaft, wat betekent dat zowel het besluit als de aangevallen uitspraak geen stand kan houden. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit. Appellant had gesteld dat hij geestelijk letsel had geleden door het besluit van Cvz, maar de Raad oordeelde dat hij niet had aangetoond dat er sprake was van een aantasting van zijn persoon. Ook werd er geen renteschade aangetoond. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, evenals het verzoek om vergoeding van proceskosten, omdat er geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten waren aangetoond.

De uitspraak werd gedaan door H.J. de Mooij, met P.J.M. Crombach als griffier. De Raad bepaalde dat Cvz het griffierecht van € 153,-- aan appellant moest vergoeden.

Uitspraak

11/1417 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 18 februari 2011, 10/3557 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College voor Zorgverzekeringen, gevestigd te Diemen (hierna: Cvz)
Datum uitspraak: 11 januari 2012
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Cvz heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2011, waar partijen niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 23 april 2010 heeft ONVZ Zorgverzekeraar namens Cvz aan appellant een boete opgelegd van € 370,39.
1.2. Bij besluit van 7 mei 2010 heeft Cvz de boete vastgesteld op € 0,--, omdat appellant onvoldoende financiële draagkracht heeft.
1.3. Appellant heeft tegen het besluit van 7 mei 2010 bezwaar gemaakt en heeft bij brief van 18 augustus 2010 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaarschrift.
1.4. Bij besluit van 17 augustus 2010 heeft Cvz het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard. Cvz stelt zich op het standpunt dat appellant geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bezwaarschrift, omdat de boete reeds op € 0,-- is gesteld.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard, het beroep tegen het besluit van 17 augustus 2010 ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
3. Bij besluit van 22 maart 2011 heeft Cvz het besluit tot oplegging van de bestuurlijke boete ingetrokken.
4. De Raad stelt vast dat Cvz het in het besluit van 17 augustus 2011 vervatte standpunt niet langer handhaaft. Dit heeft tot gevolg dat dat besluit, evenals de aangevallen uitspraak waarbij dit besluit in stand is gelaten, geen stand kan houden. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd evenals het bestreden besluit.
5.1. Met betrekking tot de gestelde immateriële schade is de Raad van oordeel dat appellant er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat er als gevolg van het besluit van 17 augustus 2010 sprake is geweest van geestelijk letsel dat kan worden beschouwd als een aantasting van zijn persoon als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Ook is niet gebleken dat appellant renteschade heeft geleden ten gevolge van het besluit van 17 augustus 2010. Het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade zal de Raad dan ook afwijzen.
5.2. De Raad ziet geen aanleiding tot vergoeding van proceskosten, nu van voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet is gebleken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij het beroep tegen het besluit van
17 augustus 2010 ongegrond is verklaard;
Verklaart het beroep gegrond;
Wijst het verzoek om veroordeling tot schadevergoeding af;
Bepaalt dat Cvz aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 153,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. de Mooij, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2012.
(get.) H.J. de Mooij.
(get.) P.J.M. Crombach.
NK