Uitspraak
I.PROCESVERLOOP
II.OVERWEGINGEN
Vo 1408/71 aangemeld bij de Voorzitter van de Raad van de Europese Gemeenschappen en is hierdoor onder het toepassingsbereik van Vo 1408/71 gebracht. Ingevolge de Zvw zijn appellanten door Cvz als verdragsgerechtigden in de zin van Vo 1408/71 aangemerkt en hebben zij recht op zorg in hun woonland. Volgens Cvz komt dit recht op zorg ten laste van Nederland omdat appellanten geen pensioen uit het woonland ontvangen en zij van de landen waarvan zij een wettelijke pensioen ontvangen (gedurende hun werkzame leven) het langst voor de sociale zekerheid verzekerd zijn geweest in Nederland. Voor dit recht op zorg is een bijdrage verschuldigd, die wordt ingehouden op het Nederlandse pensioen. Appellanten hebben een E 121-formulier ontvangen om zich te laten inschrijven bij het orgaan van de woonplaats.
1 december 1961 tot 28 februari 1964, van 2 augustus 1965 tot 18 mei 1969 en van
2 oktober 1987 tot 31 december 1989 en de gewerkte periode in Finland van 16 januari 1980 tot 1 oktober 1987. In 1990 is [A.] verhuisd naar Duitsland en sedert 1991 woont hij in Frankrijk. [A.] ontvangt sedert augustus 1997 een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) uit Nederland. Dit pensioen is gebaseerd op afgerond 43 verzekerde jaren (deels gebaseerd op ingezetenschap, deels via de vrijwillige verzekering). Naast dit pensioen ontvangt appellant ook een wettelijk ouderdomspensioen uit Finland, waar hij van 1980 tot 1987 verzekerd is geweest, en een wettelijk ouderdomspensioen uit het Verenigd Koninkrijk. [A.] heeft zich met het E 121-formulier ingeschreven in Frankrijk bij de Caisse primaire d’assurance-maladie ten laste van Nederland. Desgevraagd heeft het Finse Social Insurance Institution op
29 maart 2006 een besluit genomen dat geen E 121-formulier ten laste van Finland wordt verstrekt omdat appellant het langst sociaal verzekerd is geweest in Nederland.
Vo 1408/71 niet voor rekening van Nederland kunnen worden gebracht en Nederland dan ook geen bijdrage mag heffen in de zin van artikel 33 van Vo 1408/71.
WAO-uitkering of een AOW-pensioen ontvingen, bleven of werden vóór 1 januari 2006 onder omstandigheden verzekerd krachtens de Zfw. Personen die een WAO-uitkering ontvingen, waren verzekerd ingevolge de Zfw, tenzij hun uitkering was gebaseerd op het maximumdagloon en zij een aanvullende uitkering ontvingen. AOW-gerechtigden en vervroegd gepensioneerden werden slechts als verplicht verzekerd krachtens de Zfw aangemerkt als zij vóór de toekenning van het pensioen - enige tijd - verplicht verzekerd waren. Indien voor deze personen sprake was van een verplichte verzekering krachtens de Zfw, werd tevens verplichte verzekering krachtens de AWBZ aangenomen.
EU-lidstaat, een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of een verdragsland wonen.
1. In het buitenland wonende personen die met toepassing van een Verordening van de Raad van de Europese Gemeenschappen dan wel toepassing van zodanige verordening krachtens de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of een verdrag inzake sociale zekerheid in geval van behoefte aan zorg recht hebben op zorg of vergoeding van de kosten daarvan, zoals voorzien in de wetgeving over de verzekering voor zorg van hun woonland, melden zich, tenzij zij op grond van deze wet verzekeringsplichtig zijn, bij het College zorgverzekeringen aan.
2. De in het eerste lid bedoelde personen zijn een bij ministeriële regeling te bepalen bijdrage verschuldigd, die voor een bij die regeling te bepalen gedeelte van de bijdrage, voor de toepassing van de Wet op de zorgtoeslag als premie voor een zorgverzekering wordt beschouwd.
3. Indien de melding niet is geschied binnen vier maanden nadat het recht, bedoeld in
het eerste lid, is ontstaan, legt het College zorgverzekeringen degene die de melding had moeten doen een boete op die gelijk is aan 130% van een bij ministeriële regeling te bepalen gedeelte van de bijdrage, bedoeld in het tweede lid, over een periode gelijk aan de periode gelegen tussen de dag waarop het recht ontstond en de dag waarop de melding is geschied, maar met een maximum van vijf jaren.
4. Het College zorgverzekeringen is belast met de administratie, voortvloeiend uit het
eerste lid en de daar genoemde internationale regels, alsmede met het nemen van beschikkingen over de heffing en de inning van de bijdrage, bedoeld in het tweede lid.
5 (…)
6 (…)
7. Bij ministeriële regeling:
a. kan worden bepaald dat organen die pensioen of rente verschuldigd zijn in opdracht van het College zorgverzekeringen werkzaamheden verrichten ter voorbereiding of uitvoering van beschikkingen als bedoeld in het vierde lid, waarbij kan worden bepaald dat die organen de bijdragen, bedoeld in het tweede lid, op het pensioen of de rente inhouden en aan het Zorgverzekeringsfonds afdragen;
b. kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop het College zorgverzekeringen zijn taak, bedoeld in het vierde lid, uitoefent of de organen, bedoeld in onderdeel a, de in dat onderdeel bedoelde werkzaamheden uitvoeren.
a) de verstrekkingen worden voor rekening van het in lid 2 bedoelde orgaan verleend door het orgaan van de woonplaats, alsof de betrokkene recht had op een pensioen of een rente krachtens de wettelijke regeling van de Staat op het grondgebied waarvan hij woont, en hij recht op verstrekkingen had;
b) de uitkeringen worden in voorkomend geval verleend door het overeenkomstig lid 2 bepaalde bevoegde orgaan volgens de wettelijke regeling welke door dit orgaan wordt toegepast. Deze uitkeringen kunnen evenwel, in overleg tussen het bevoegde orgaan en het orgaan van de woonplaats door dit laatst orgaan voor rekening van het eerste worden verleend volgens de wettelijke regeling van de bevoegde Staat.
2. In de in lid 1 bedoelde gevallen komen de verstrekkingen voor rekening van het overeenkomstig de volgende regels vastgestelde orgaan:
a. indien de rechthebbende krachtens de wettelijke regeling van één Lid-Staat recht op bedoelde verstrekkingen heeft, komen deze voor rekening van het bevoegde orgaan van deze Staat;
b. indien de rechthebbende krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer
Lid-Staten recht op bedoelde verstrekkingen heeft, komen deze voor rekening van het bevoegde orgaan van de Lid-Staat aan de wettelijke regeling waaraan de rechthebbende het langst onderworpen is geweest; ingeval de toepassing van deze regel ertoe leidt dat de verstrekkingen voor rekening van meer dan een orgaan komen, komen zij voor rekening van het orgaan van de laatstbedoelde, dat de wettelijke regeling toepast waaraan de rechthebbende het laatst onderworpen is geweest.
2. Deze verklaring wordt op verzoek van de pensioen- of rentetrekker door het orgaan of één der organen die pensioenen of rente verschuldigd zijn of, in voorkomend geval, door het orgaan dat over het recht op verstrekkingen moet beslissen, afgegeven, zodra de pensioen- of rentetrekker voldoet aan de voorwaarden voor het ingaan van het recht op deze verstrekkingen. Indien de pensioen- of rentetrekker de verklaring niet overlegt, verzoekt het orgaan van de woonplaats het orgaan of de organen die het pensioen of de rente verschuldigd zijn, of in voorkomend geval, het hiertoe gerechtigde orgaan daarom. In afwachting van de ontvangst van deze verklaring kan het orgaan van de woonplaats de pensioen- of rentetrekker en zijn in dezelfde Lidstaat wonende gezinsleden voorlopig inschrijven op vertoon van de door dit orgaan toegelaten bewijsstukken. Deze inschrijving is voor het orgaan dat de kosten van de verstrekkingen moet dragen slechts bindend, wanneer laatstgenoemd orgaan de in het lid 1 bedoelde verklaring heeft afgegeven.
3. (…)
4. (…)
5. (…)
6. De administratieve commissie stelt zo nodig vast op welke wijze het orgaan wordt bepaald dat in het geval bedoeld in artikel 28, lid 2, sub b), van de verordening, de kosten van de verstrekkingen moet dragen.
a). Wat betreft het recht op verstrekkingen krachtens de Nederlandse wetgeving wordt voor de toepassing van de hoofdstukken 1 en 4 van titel III van de verordening onder ´rechthebbenden op verstrekkingen´ verstaan:
i) personen die overeenkomstig artikel 2 van de Zorgverzekeringswet verplicht zijn zich te verzekeren bij een zorgverzekeraar;
en
ii) voor zover niet reeds begrepen onder i), personen die in een andere lidstaat woonachtig zijn en krachtens de verordening ten laste van Nederland recht hebben op geneeskundige zorg in hun woonland.
b) Personen als bedoeld in punt a), onder i) moeten zich overeenkomstig de Zorgverzekeringswet verzekeren bij een zorgverzekeraar; personen als bedoeld in punt a), onder ii) moeten zich registreren bij het College voor zorgverzekeringen.
c). De bepalingen van de Zorgverzekeringswet en de algemene wet bijzondere ziektekosten betreffende de verschuldigdheid van bijdragen zijn van toepassing op personen als bedoeld in punt a) en hun gezinsleden. Wat gezinsleden betreft, worden de bijdragen geheven bij degene van wie het recht op zorg is afgeleid.
14 december 2011, nr. 4381-10. Uitgaande van de Nederlandse vertaling die door appellant [A.] is overgelegd, gaat het in die zaak om de Nederlander Wehmeyer, die in België woonachtig is, en een pensioen uit Nederland, uit Zweden en uit het Verenigd Koninkrijk ontvangt. Wehmeijer is het langst onderworpen geweest aan de ziektekostenverzekering in Zweden, maar voor de sociale zekerheid was hij het langst verzekerd in Nederland. In die zaak heeft het Zweedse orgaan Försäkringskassan als eiser in beroep tegen het arrest van het beroepscollege voor fiscale en administratieve zaken (beroepscollege) van 9 juni 2010, nr. 1630-09, betoogd dat de uitdrukking “aan de wettelijke regeling waarvan de rechthebbende het langst onderworpen is geweest” betrekking heeft op de tijd gedurende welke de persoon is onderworpen aan de wettelijke regelingen van de lidstaat volgens de regels van artikel 13 van de verordening. Dit oordeel heeft het Zweedse Hof verworpen. Volgens het Zweedse Hof zijn de algemene regels van artikel 13 van titel II van Vo 1408/71 slechts toepasbaar in de mate dat speciale prestaties in titel III geen afwijkende voorschriften bevatten. Artikel 28 in titel III, hoofdstuk 1, betreft een zodanige uitzondering van de algemene bepalingen. Tegen deze achtergrond is het Zweedse Hof met het beroepscollege van oordeel dat de tijd waarin een gepensioneerde verzekerd was voor ziekte en moederschap, bepalend is voor het antwoord op de vraag welke lidstaat de kosten van zorgprestaties zal dragen.
Vo 1408/71, niet volstrekt duidelijk wat met ”de wettelijke regeling waaraan de rechthebbende het langst onderworpen is geweest”, bedoeld wordt. Voorts is de Raad ook geen rechtspraak van het Hof bekend waarin die bepaling is uitgelegd. Ook de interpretatie van het Zweedse Hof heeft de Raad niet ervan overtuigd dat dit Hof een onmiskenbaar juiste uitleg aan bedoelde bepaling heeft gegeven. Gezien de context en de doelstelling van de bepaling ziet de Raad, evenals de rechtbank, ook ruimte voor andere interpretaties.
Vo 1408/71 aan de orde is, gaat het niet om de historische, maar om de actuele (en bovendien mogelijk fictieve) ziektekostenverzekering. Volgens de rechtbank ligt het dan ook voor de hand dat met de in artikel 28, tweede lid, aanhef en onder b, van Vo 1408/71 laatstgenoemde wettelijke regeling niet wordt gedoeld op de historische ziektekostenverzekering, maar op de pensioenverzekering die de basis vormt van het actuele pensioeninkomen. Dat artikel 28 van Vo 1408/71 onderdeel is van hoofdstuk 1 “Ziekte en moederschap” leidt de rechtbank niet tot een andere conclusie, nu in artikel 28 van Vo 1408/71 voor pensioen- of rentetrekkers de aanspraak op verstrekkingen is neergelegd en daarin voorts is geregeld welk orgaan de kosten hiervan voor zijn rekening moet nemen.
Vo 1408/71 voor de toepassing van de artikelen 27 tot en met 34 een aantal buitenwettelijke invaliditeits- en ouderdomspensioenen heeft gelijkgesteld met wettelijke pensioenen.
Vo 1408/71. Volgens Cvz is het begrip wettelijke regeling gedefinieerd in artikel 1,
onder j, van Vo 1408/71. Door de uitdrukkelijke verwijzing in dat artikel naar artikel 4 van die verordening blijkt dat het begrip wettelijke regeling ziet op alle daar genoemde sociale zekerheidswetgeving van een lidstaat die op grond van titel II van de verordening van toepassing is geweest.
III.BESLISSING
H.J. Simon als leden, met K.E. Haan als griffier.