ECLI:NL:CRVB:2011:BV0209

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-1623 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag langdurigheidstoeslag op basis van gezamenlijke huishouding en bijstandsnorm

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een langdurigheidstoeslag door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo. Appellant, die sinds 1 maart 1988 bijstand ontvangt, had een aanvraag ingediend voor een langdurigheidstoeslag op 25 februari 2008. Deze aanvraag werd afgewezen op 15 mei 2008, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden van de Wet werk en bijstand (WWB). Het College stelde dat appellant gedurende een ononderbroken periode van 60 maanden een inkomen had dat niet hoger was dan de bijstandsnorm, maar dat hij in de relevante periode een gezamenlijke huishouding had gevoerd met zijn ex-echtgenote, [D.], die wel een inkomen had dat boven de norm voor gehuwden lag.

De rechtbank Almelo verklaarde het beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag ongegrond op 26 januari 2011. Appellant ging in hoger beroep, stellende dat hij nooit een inkomen boven de bijstandsnorm had genoten. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het College terecht had vastgesteld dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag. De Raad concludeerde dat de gezamenlijke huishouding met [D.] en haar inkomen bepalend waren voor de afwijzing van de aanvraag.

De uitspraak werd gedaan door J.N.A. Bootsma, met R.B.E. van Nimwegen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 20 december 2011. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

11/1623 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 26 januari 2011, 10/262 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo (hierna: College)
Datum uitspraak: 20 december 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R. Kaya, advocaat te Enschede, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2011. Voor appellant is verschenen mr. Kaya. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door N.H. Wichard, werkzaam bij de gemeente Almelo.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontvangt vanaf 1 maart 1988 bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB), naar de norm voor een alleenstaande. Bij besluit van 7 augustus 2007 heeft het College de bijstand van appellant over de periode van 1 juli 1997 tot en met 4 juni 2007 ingetrokken en teruggevorderd tot een bedrag van € 100.721,19 op de grond dat appellant een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met [D.], zijn ex echtgenote.
1.2. Op 25 februari 2008 heeft appellant een langdurigheidstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de WWB aangevraagd. Bij besluit van 15 mei 2008 heeft het College deze aanvraag afgewezen op de grond dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB.
1.3. Bij besluit van 23 december 2009 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 15 mei 2008 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 23 december 2009 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat hij in de periode vanaf 1 juli 1997 nooit een inkomen boven de bijstandsnorm heeft genoten, zodat de aanvraag ten onrechte is afgewezen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 36, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB, zoals dat luidde ten tijde in geding, verleent het College op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 23 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar die gedurende een ononderbroken periode van 60 maanden een inkomen heeft dat niet hoger is dan de bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de WWB heeft.
4.2. De Raad stelt vast dat de bijstand van appellant bij onherroepelijk geworden besluit van 7 augustus 2007 over de periode van 1 juli 1997 tot en met 4 juni 2007 is ingetrokken omdat hij in die periode een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met [D.]. Blijkens de aan dit besluit ten grondslag liggende stukken had [D.] inkomsten uit arbeid boven de toepasselijke norm voor gehuwden van 21 jaar en ouder. In hetgeen appellant heeft aangevoerd ziet de Raad geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Het College heeft de aanvraag om langdurigheidstoeslag dan ook terecht afgewezen.
4.3. Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2011.
(get.) J.N.A. Bootsma.
(get.) R.B.E. van Nimwegen.
HD