ECLI:NL:CRVB:2011:BV0209
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag langdurigheidstoeslag op basis van gezamenlijke huishouding en bijstandsnorm
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een langdurigheidstoeslag door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo. Appellant, die sinds 1 maart 1988 bijstand ontvangt, had een aanvraag ingediend voor een langdurigheidstoeslag op 25 februari 2008. Deze aanvraag werd afgewezen op 15 mei 2008, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden van de Wet werk en bijstand (WWB). Het College stelde dat appellant gedurende een ononderbroken periode van 60 maanden een inkomen had dat niet hoger was dan de bijstandsnorm, maar dat hij in de relevante periode een gezamenlijke huishouding had gevoerd met zijn ex-echtgenote, [D.], die wel een inkomen had dat boven de norm voor gehuwden lag.
De rechtbank Almelo verklaarde het beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag ongegrond op 26 januari 2011. Appellant ging in hoger beroep, stellende dat hij nooit een inkomen boven de bijstandsnorm had genoten. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, oordelend dat het College terecht had vastgesteld dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag. De Raad concludeerde dat de gezamenlijke huishouding met [D.] en haar inkomen bepalend waren voor de afwijzing van de aanvraag.
De uitspraak werd gedaan door J.N.A. Bootsma, met R.B.E. van Nimwegen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 20 december 2011. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.