ECLI:NL:CRVB:2011:BV0208

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-1622 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van herziening van een eerder besluit inzake bijstandsverlening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo, die op 26 januari 2011 het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo ongegrond verklaarde. Appellant ontving sinds 1 maart 1988 bijstand, laatstelijk op basis van de Wet werk en bijstand. Het College had op 7 augustus 2007 de bijstand van appellant over de periode van 1 juli 1997 tot en met 4 juni 2007 ingetrokken en teruggevorderd, omdat appellant een gezamenlijke huishouding zou hebben gevoerd met zijn ex-echtgenote. Appellant had geen rechtsmiddelen aangewend tegen het besluit van 29 januari 2008, waarin zijn bezwaar tegen de intrekking van de bijstand niet-ontvankelijk werd verklaard.

Appellant verzocht op 7 oktober 2008 om herziening van het besluit van 7 augustus 2007, maar dit verzoek werd door het College op 21 november 2008 afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar tegen het besluit van 21 november 2008 ongegrond was. In hoger beroep voerde appellant aan dat het besluit van 7 augustus 2007 op onvolledige en incorrecte gegevens berustte, en verwees hij naar getuigenverklaringen en een vonnis van de politierechter.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant niet tijdig nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangedragen die een herziening van het eerdere besluit konden rechtvaardigen. De Raad stelde vast dat de argumenten van appellant niet als nieuw gebleken feiten konden worden aangemerkt, omdat deze al eerder naar voren hadden kunnen worden gebracht. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

11/1622 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 26 januari 2011, 10/233 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo (hierna: College)
Datum uitspraak: 20 december 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R. Kaya, advocaat te Enschede, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2011. Voor appellant is verschenen mr. Kaya. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door N.H. Wichard, werkzaam bij de gemeente Almelo.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontvangt vanaf 1 maart 1988 bijstand, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand, naar de norm voor een alleenstaande. Bij besluit van 7 augustus 2007 heeft het College de bijstand van appellant over de periode van 1 juli 1997 tot en met 4 juni 2007 ingetrokken en teruggevorderd tot een bedrag van € 100.721,19 op de grond dat appellant een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met [D.], zijn ex echtgenote. Bij het besluit van 29 januari 2008 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 7 augustus 2007 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Daartegen heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend, zodat dit besluit in rechte onaantastbaar is geworden.
1.2. Appellant heeft bij brief van 7 oktober 2008 het College verzocht om herziening van het besluit van 7 augustus 2007.
1.3. Het College heeft dit verzoek bij besluit van 21 november 2008 afgewezen.
1.4. Bij besluit van 16 december 2009 heeft het College het bezwaar van appellant tegen het besluit van 21 november 2008 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 16 december 2009 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Met verwijzing naar getuigenverklaringen van 4 september 2007 heeft hij aangevoerd dat het besluit van 7 augustus 2007 op onvolledige en incorrecte gegevens berust. Voorts heeft hij gewezen op een vonnis van de politierechter van 18 januari 2010, waarbij de politierechter zou hebben geoordeeld dat geen sprake was van een gezamenlijke huishouding met [D.].
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Overeenkomstig hetgeen voor herhaalde aanvragen is bepaald in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), mag van degene die een bestuursorgaan verzoekt om van een eerder ambtshalve genomen besluit terug te komen, worden verlangd dat hij bij dit verzoek nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden vermeldt die zulk een terugkomen kunnen rechtvaardigen.
4.2. Hetgeen appellant heeft aangevoerd over de onvolledige gegevens die het College aan het besluit van 7 augustus 2007 ten grondslag zou hebben gelegd kan niet worden aangemerkt als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 van de Awb. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het gaat om argumenten, die appellant samen met de getuigenverklaringen van 4 september 2007 naar voren had kunnen brengen in een tijdig ingediend bezwaarschrift tegen het besluit van
7 augustus 2007.
4.3. De Raad stelt vast dat appellant niet bij zijn herzieningsverzoek, maar pas voor het eerst in beroep bij de rechtbank heeft gewezen op het vonnis van de politierechter en dat hij dat vonnis niet heeft overgelegd, zodat reeds op deze gronden geen sprake kan zijn van een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb.
4.4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.N.A. Bootsma, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2011.
(get.) J.N.A. Bootsma.
(get.) R.B.E. van Nimwegen.
HD