ECLI:NL:CRVB:2011:BV0136

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3097 WWB-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bevoegdheid bijstandsbesluit door voorzitter van het dagelijks bestuur van de ISD

In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 27 december 2011, wordt de bevoegdheid van de voorzitter van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) in twijfel getrokken. Appellante, die sinds 23 maart 2009 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar bijstand over een periode waarin zij in het buitenland verbleef. De ISD had haar bijstand ingetrokken omdat zij de wettelijk toegestane vakantieperiode had overschreden. De voorzitter van de ISD had het bezwaar ongegrond verklaard, maar de Raad oordeelt dat het besluit niet bevoegd is genomen. Dit komt doordat het besluit niet door de voorzitter is ondertekend in de uitoefening van zijn mandaat, maar op eigen naam. De Raad concludeert dat het besluit op bezwaar vernietigd moet worden wegens strijd met de wet en draagt het College op om het gebrek binnen zes weken te herstellen. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen bij het nemen van besluiten in het kader van sociale zekerheidsregelingen.

Uitspraak

11/3097 WWB-T
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
T U S S E N U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 14 april 2011, 10/582 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de voorzitter van het Dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst van de gemeente AA en Hunze, Assen en Tynaarlo (hierna: voorzitter)
Datum uitspraak: 27 december 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.W. Brouwer, advocaat te Assen, hoger beroep ingesteld.
De voorzitter heeft een verweerschrift ingezonden.
Bij e-mailbericht van 14 november 2011 heeft een medewerker van de Intergemeentelijke Sociale Dienst van de gemeente AA en Hunze, Assen en Tynaarlo (hierna: ISD) de Raad desgevraagd de Gemeenschappelijke Regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst van de gemeente AA en Hunze, Assen en Tynaarlo (hierna Gemeenschappelijke Regeling) en het mandatenbesluit met bijbehorende mandatenlijst.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 november 2011. Voor appellante is verschenen mr. Brouwer. De voorzitter van het dagelijks bestuur is, met voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante ontvangt sinds 23 maart 2009 bijstand naar de norm voor een alleenstaande op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Zij heeft van 26 januari 2010 tot 9 maart 2010 in de Dominicaanse Republiek verbleven.
1.2. Bij besluit van 25 maart 2010 heeft het dagelijks bestuur van de ISD de bijstand van appellante ingetrokken over de periode van 24 februari 2010 tot en met 8 maart 2010. Hieraan is ten grondslag gelegd dat appellante de wettelijk toegestane vakantieperiode van vier weken heeft overschreden, zodat zij gelet op artikel 13, eerste lid, aanhef en onder d, van de WWB, zoals deze bepaling destijds luidde, geen recht op bijstand had.
1.3. Bij besluit van 16 augustus 2010 heeft de voorzitter het tegen het besluit van 25 maart 2010 gemaakte bezwaar - met overneming van het advies van de bezwaarschriftencommissie - ongegrond verklaard. Aan het besluit is ten grondslag gelegd, samengevat, dat appellante gedurende die periode geen recht op bijstand had wegens overschrijding van de maximale vakantieduur en dat er geen sprake is van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de WWB op grond waarvan aan appellante over de periode van 24 februari 2010 tot en met 8 maart 2010 toch bijstand had moeten worden verleend.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 16 augustus 2010 ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft in hoger beroep, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Weliswaar was in het geval van appellante geen sprake van een noodsituatie om langer dan toegestaan in het buitenland te verblijven, maar niettemin is er toch sprake van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de WWB. De omstandigheid dat appellante slechts dertien dagen langer dan toegestaan in het buitenland heeft verbleven en dat zij in verband met haar verblijf in de Dominicaanse Republiek financiële kosten heeft moeten maken had de ISD aanleiding moeten geven om bijstand toe te kennen. Er is geen sprake geweest van een evenredige belangenafweging.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad ziet zich bij zijn beoordeling allereerst, ambtshalve, gesteld voor de vraag of het besluit op bezwaar van 16 augustus 2011 bevoegd is genomen.
4.2. Ingevolge artikel 3 van de Gemeenschappelijke Regeling dragen de Colleges van de deelnemende gemeenten hun bevoegdheden ter behartiging van de taken in het kader van de WWB over aan het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. In artikel 9 van de Gemeenschappelijke Regeling is bepaald dat het dagelijks bestuur bevoegd is tot het nemen van besluiten in het kader van de WWB. Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Gemeenschappelijke Regeling tekent de voorzitter de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan. Aan de voorzitter is op grond van nummer S15 van de mandatenlijst de bevoegdheid gemandateerd om namens het dagelijks bestuur besluiten op bezwaarschriften inzake de door de ISD uit te voeren sociale zekerheids-werkgelegenheidsregelingen te ondertekenen.
4.3. Bij e-mailbericht van 14 november 2011 heeft een medewerker van de ISD aan de Raad bericht dat het besluit van 16 augustus 2010, dat door [naam voorzitter] als voorzitter getekend is, genomen is namens het dagelijks bestuur, hoewel dat in de ondertekeningsclausule niet zo herkenbaar is verwoord. Betoogd wordt dat de voorzitter juridisch niet anders kan doen dan tekenen namens het dagelijks bestuur.
4.4. De Raad stelt vast dat uit het besluit van 16 augustus 2011 niet blijkt dat dit besluit door de voorzitter is ondertekend in de uitoefening van zijn in S15 van de Mandatenlijst neergelegde ondertekeningsmandaat. De Raad verwijst hierbij naar de redactie van het besluit van 16 augustus 2011, waarin is vermeld:
“Hoogachtend,
De voorzitter van het dagelijks bestuur,
[naam voorzitter]”.
De Raad kan hieruit niet anders afleiden dan dat de voorzitter op eigen naam heeft beslist op het bezwaar tegen het besluit van 25 maart 2010. Nu de bevoegdheid om te beslissen op het onderhavige bezwaarschrift bij het dagelijks bestuur van de ISD berust, is het besluit op bezwaar van 16 augustus 2010 niet bevoegd genomen. Dit betekent dat dit besluit moet worden vernietigd wegens strijd met de wet.
5. De Raad dient aansluitend te bezien welk gevolg aan deze uitkomst wordt gegeven. In dit geval kan de Raad de zaak niet zelf afdoen. De Raad tekent hierbij aan dat niet is gebleken dat het dagelijks bestuur van de ISD het besluit van 16 augustus 2010 voor zijn rekening heeft genomen. De Raad ziet daarom aanleiding om met toepassing van
artikel 21, zesde lid, van de Beroepswet het College op te dragen het gebrek te herstellen.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Draagt het College op om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het (bevoegdheids)gebrek te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 december 2011.
(get.) W.F. Claessens.
(get.) R. Scheffer.
HD