ECLI:NL:CRVB:2011:BU9970
Centrale Raad van Beroep
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van een WW-uitkering op basis van nieuwe feiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 december 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak met betrekking tot de Werkloosheidswet (WW). Verzoekster, vertegenwoordigd door A.H. van Bergen, had verzocht om herziening van de uitspraak van 6 april 2011, waarin haar WW-uitkering was afgewezen. De Raad heeft vastgesteld dat verzoekster niet kon aantonen dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden, zoals vereist onder artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, maar om een uitspraak te corrigeren die is gebaseerd op onjuist gebleken feiten. Verzoekster had aangevoerd dat haar ten onrechte was verweten dat zij niet had gesolliciteerd, en dat het Uwv haar bij een eerder besluit een WW-uitkering had toegekend zonder sollicitatieplicht. De Raad oordeelde echter dat deze argumenten geen nieuwe feiten of omstandigheden opleverden, maar eerder nieuwe argumenten waren die niet relevant waren voor de herziening.
De Raad concludeerde dat verzoekster met haar verzoek om herziening niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 8:88 Awb, omdat zij geen nieuwe feiten had aangedragen die niet eerder bekend waren. De Raad wees het verzoek om herziening af en stelde vast dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met M. Greebe als rechter en L. van Eijndthoven als griffier.