ECLI:NL:CRVB:2011:BU9943
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op een ZW-uitkering na ziekte en de rol van medische informatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 december 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die zijn recht op een Ziektewet (ZW) uitkering betwistte. De appellant, die als verzorgende werkte, had zich op 22 juni 2009 ziek gemeld met burnoutklachten en ontving aanvankelijk een ZW-uitkering. Echter, na medisch onderzoek op 7 juli 2009 concludeerde de verzekeringsarts van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat de appellant in staat was om zijn werkzaamheden weer te hervatten. Het Uwv besloot daarop dat de appellant geen recht meer had op de ZW-uitkering, wat leidde tot het bestreden besluit van 5 augustus 2009, waarin het bezwaar van de appellant ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank volgde de bezwaarverzekeringsarts in zijn oordeel dat de medische informatie van de huisarts en psycholoog van de appellant onvoldoende aanleiding gaf om te twijfelen aan de conclusies van het Uwv. De appellant was het niet eens met deze uitspraak en stelde dat het onderzoek onzorgvuldig was, omdat er geen informatie was ingewonnen bij zijn behandelaars.
De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat het Uwv op goede gronden had vastgesteld dat de appellant op 7 juli 2009 in staat was om zijn arbeid te verrichten. De Raad concludeerde dat de bezwaarverzekeringsarts geen onzorgvuldige besluitvorming had gepleegd door geen aanvullende informatie op te vragen, aangezien de appellant zelf had aangegeven niet onder behandeling te zijn. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.