ECLI:NL:CRVB:2011:BU9865
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid als inpakker
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 december 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 30 oktober 2009, waarin werd vastgesteld dat appellante vanaf 31 augustus 2009 geen recht meer had op een Ziektewet (ZW)-uitkering. Appellante, die eerder een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontving, had zich opnieuw ziek gemeld met klachten van de rechterschouder en depressieve klachten. Het Uwv concludeerde echter, na verzekeringsgeneeskundig onderzoek, dat appellante in staat was om als inpakker te werken.
De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante stelde in hoger beroep dat haar medische beperkingen waren onderschat. De Raad oordeelde dat de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende rekening hadden gehouden met zowel de psychische als fysieke klachten van appellante. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat appellante op 31 augustus 2009 geschikt was voor de functie van inpakker, en dat er geen sprake was van een verergering van haar klachten ten opzichte van eerdere beoordelingen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van L. van Eijndthoven als griffier.