ECLI:NL:CRVB:2011:BU9321

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6875 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering nabestaandenuitkering op basis van ANW door Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 december 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) had aangevraagd na het overlijden van haar echtgenoot. De echtgenoot van appellante was ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd voor de ANW, noch kon op basis van internationale regelingen verzekering voor de ANW worden aangenomen. Appellante, die in Marokko woont, had eerder een verzoek ingediend bij de Sociale Verzekeringsbank (Svb) om een nabestaandenuitkering toe te kennen, maar dit verzoek was afgewezen. De Svb handhaafde zijn besluit, omdat de echtgenoot van appellante niet voldeed aan de verzekeringsvoorwaarden van de ANW.

Tijdens de zitting op 11 november 2011 was appellante niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. A. Marijnissen. Appellante voerde aan dat zij in slechte financiële omstandigheden verkeert en afhankelijk is van een nabestaandenuitkering. De Raad heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellante niet tot een ander oordeel hebben geleid dan dat van de rechtbank Amsterdam, die eerder had geoordeeld dat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was op het moment van zijn overlijden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet als nabestaande in de zin van de ANW kan worden beschouwd.

De Raad heeft geen aanleiding gezien om de Svb te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de echtgenoot van appellante niet woonachtig of werkzaam was in Nederland en dat hij geen aanspraak kon maken op een Nederlandse nabestaandenuitkering, ook niet op basis van de Marokkaanse wetgeving of internationale verdragen.

Uitspraak

10/6875 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 november 2010, 10/2302 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb)
Datum uitspraak: 23 december 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2011. Appellante is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante woont in Marokko en is gehuwd geweest met [betrokkene]. Appellantes echtgenoot ontving een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet. Hij is in 1995 naar Marokko teruggekeerd en aldaar op 16 september 2009 overleden. Bij brief van 2 november 2009 heeft appellante de Svb verzocht om aan haar een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) toe te kennen.
1.2. Bij het bestreden besluit van 21 april 2010 heeft de Svb zijn besluit van 11 maart 2010 gehandhaafd, waarbij is geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen op de grond dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW, noch voor hem op grond van internationale regelingen verzekering voor de ANW op de datum van zijn overlijden kon worden aangenomen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat tussen partijen niet in geschil is dat de echtgenoot van appellante niet woonachtig of werkzaam was in Nederland, zodat hij ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was op grond van artikel 13, eerste lid, van de ANW. Vervolgens heeft de rechtbank overwogen dat de echtgenoot van appellante geen verzekering voor de ANW kon ontlenen aan artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen van 24 december 1998 (KB 746), aangezien dat artikel met ingang van 1 januari 2000 is vervallen. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat gesteld noch gebleken is dat appellantes echtgenoot gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren, zoals is bepaald in de artikelen 63 en 63a van de ANW. Ten slotte heeft de rechtbank vastgesteld dat niet is gebleken dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden verzekerd was krachtens de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 22 van het Algemeen verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een Nederlandse nabestaandenuitkering kan bestaan. Op grond van bovenstaande overwegingen is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet voldeed aan de voorwaarden om verzekerd te worden geacht ingevolge de ANW. Hieruit volgt dat appellante niet als nabestaande in de zin van de ANW kan worden beschouwd.
De omstandigheid dat appellante de zorg voor de weeskinderen heeft en invalide is, heeft de rechtbank niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
3. Appellante heeft in hoger beroep opnieuw aangevoerd dat zij in slechte financiële omstandigheden verkeert en voor haar bestaan afhankelijk is van een nabestaandenuitkering.
4. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. De Raad onderschrijft dat oordeel en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen.
5. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.M. Zeijen, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2011.
(get.) J.P.M. Zeijen.
(get.) G.J. van Gendt.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
KR