ECLI:NL:CRVB:2011:BU9267
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag nabestaandenuitkering op basis van ANW door niet-verzekerd zijn van de echtgenoot
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Appellante, die in Marokko woont, heeft een uitkering aangevraagd na het overlijden van haar echtgenoot, die op het moment van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 december 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam werd bevestigd. De rechtbank had geoordeeld dat de echtgenoot van appellante niet als nabestaande kon worden aangemerkt, omdat hij op de dag van overlijden niet verzekerd was. Dit was gebaseerd op artikel 13 van de ANW, dat stelt dat iemand als ingezetene moet worden beschouwd om verzekerd te zijn.
De Raad overwoog dat de vertraging bij het verzoek om toelating tot de vrijwillige verzekering niet verschoonbaar was. Appellante had aangevoerd dat haar echtgenoot, die ernstig ziek was, niet in staat was om tijdig een verzoek in te dienen. De Raad oordeelde echter dat het de verantwoordelijkheid van de echtgenoot was om hulp in te roepen indien zijn gezondheidstoestand hem belette om een verzoek in te dienen. Bovendien was er geen bewijs dat de echtgenoot gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren voor de ANW.
De Raad concludeerde dat de omstandigheden van appellante, waaronder haar financiële situatie en de zorg voor vier minderjarige kinderen, niet voldoende waren om de dwingendrechtelijke bepalingen van de ANW te omzeilen. De uitspraak bevestigde dat de aanvraag voor de nabestaandenuitkering terecht was afgewezen, omdat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was op het moment van overlijden. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.