ECLI:NL:CRVB:2011:BU9230

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/1844 WIA + 10/1848 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de hoogte van het dagloon in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. De zaak betreft de vaststelling van het dagloon op basis van de door de werkgever opgegeven loongegevens. Appellante betwist de hoogte van het dagloon, omdat zij meent dat de door het Uwv gehanteerde loongegevens niet overeenkomen met de bedragen die op haar loonstroken zijn vermeld. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 december 2011 uitspraak gedaan in deze zaak.

De Raad stelt vast dat het Uwv bij de vaststelling van het dagloon is uitgegaan van de loongegevens die door de werkgever zijn opgegeven. Appellante heeft aangevoerd dat deze gegevens voor haar niet inzichtelijk zijn en dat er onduidelijkheid bestaat over de verschillen tussen het door de werkgever opgegeven loon en het ‘sv-loon’ op haar loonstroken. Het Uwv heeft echter aangegeven dat het niet aan hen is om deze verschillen te verklaren, aangezien zij wettelijk verplicht zijn om uit te gaan van de door de werkgever opgegeven bedragen.

De Raad oordeelt dat het Uwv voldoende heeft gespecificeerd hoe het dagloon is berekend en dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door de werkgever opgegeven loongegevens onjuist zijn. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellante ongegrond. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met H. Bolt als voorzitter en J. Brand en E.E.V. Lenos als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 23 december 2011.

Uitspraak

10/1844 WIA + 10/1848 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 18 februari 2010, 09/1636 en 09/5151(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 23 december 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.A.E. Bol, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellante heeft mr. Bol nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2011. Zoals tevoren bericht, zijn appellante en haar gemachtigde niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Koning.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
1.2. Bij besluit van 26 maart 2009, zoals na bezwaar gehandhaafd bij het besluit op bezwaar van 8 september 2009, heeft het Uwv - op basis van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen, hierna te noemen: het Besluit - het dagloon vastgesteld waarnaar de uitkering van appellante ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vanaf 18 juni 2008 wordt berekend.
1.3. In het besluit op bezwaar heeft het Uwv de destijds door de werkgever van appellante aan hem opgegeven maandelijkse loonbedragen (nader gespecificeerd naar permanent en incidenteel loon) genoemd, alsook de wettelijke indexeringen die zijn toegepast. Tevens heeft het Uwv in dat besluit toegelicht dat vanwege overgangsrecht voor het gehele refertejaar is uitgegaan van het feitelijk door appellante genoten loon zoals aan hem is opgegeven door de werkgever en (voor het loon verdiend in 2006 door) de belastingdienst.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daaraan ligt het oordeel van de rechtbank ten grondslag dat het Uwv mocht uitgegaan van de loongegevens zoals deze aan hem waren opgegeven door de werkgever en de belastingdienst.
3.1. In hoger beroep stelt appellante zich op het standpunt dat die gegevens voor haar niet inzichtelijk zijn en dat voor haar, ook na de door het Uwv gegeven toelichting in het bestreden besluit, nog steeds niet duidelijk is waarom de aan het Uwv opgegeven loonbedragen lager zijn dan de bedragen aan ‘sv-loon’ op haar loonstroken over de desbetreffende maanden. Onverklaarbaar vindt zij voorts dat haar Ziektewetuitkering hoger was terwijl deze is berekend op basis van dezelfde loongegevens.
3.2. Het Uwv wijst erop dat hij moet uitgaan van de loonopgaven van de werkgever. Voor de maanden die zijn gelegen in 2005 zijn deze rechtstreeks door de werkgever gedaan en voor de maanden die zijn gelegen in 2006 zijn deze door de belastingdienst gedaan. Het Uwv heeft de opgegeven bedragen op grond van wettelijke voorschriften geïndexeerd. Volgens het Uwv is het niet aan hem om het verschil tussen het dagloon en het ‘sv-loon’ als vermeld op salarisstroken en de maandelijkse Ziektewetuitkering te verklaren.
4.1. De Raad stelt vast dat het in dit geval door het Uwv gehanteerde refertejaar van 1 juni 2005 tot en met 31 mei 2006 niet in geschil is.
4.2.1. Anders dan appellante voor staat komt de Raad tot het oordeel dat de berekening van het dagloon voldoende was gespecificeerd in het besluit op bezwaar.
4.2.2. Zoals uit artikel 13, eerste lid, van de Wet WIA en artikel 2, eerste lid, van het Besluit blijkt, vormt de grondslag voor de vaststelling van het dagloon het loon dat de verzekerde volgens opgave van zijn werkgever daadwerkelijk heeft genoten in het aangiftetijdvak.
4.2.3. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat het Uwv niet van het door de werkgever opgegeven loon had mogen uitgaan omdat de door de werkgever gedane opgave onjuist was. Het enkele verwijzen in bezwaar, beroep en hoger beroep naar de verschillen tussen het op de loonstroken vermelde ‘sv-loon’ en het door de werkgever opgegeven loon is hiervoor onvoldoende.
4.2.4. Hetgeen appellante overigens heeft aangevoerd biedt evenmin aanknopingspunten voor het oordeel dat het dagloon op een onjuist bedrag is vastgesteld. De beroepsgrond dat de Ziektewetuitkering hoger was mist, zoals volgt uit de door het Uwv ter zitting overgelegde berekening, feitelijke grondslag. Het door appellante bedoelde verschil wordt veroorzaakt door een verschil in de wijze van uitbetaling en reservering van vakantiegeld.
4.3. Hetgeen is vermeld in 4.1 tot en met 4.2 leidt tot het oordeel dat de rechtbank bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante terecht ongegrond heeft verklaard. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt als voorzitter en J. Brand en E.E.V. Lenos als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2011.
(get.) H. Bolt.
(get.) J.R. Baas.
TM