[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 16 oktober 2009, 08/2847 (hierna: aangevallen uitspraak),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 16 december 2011
Namens appellant heeft mr. H.B.Th. Koekkoek hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2011. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.R. Abdoelhak.
De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het onderzoek heropend.
Het Uwv heeft een nadere toelichting gegeven.
Partijen hebben toestemming gegeven nader onderzoek ter zitting van de Raad achterwege te laten. De Raad heeft het onderzoek gesloten.
1. Bij besluit van 7 november 2008 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, gehandhaafd zijn besluit de uitkering van appellant op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 7 november 2008 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat de gronden die appellant in beroep heeft aangevoerd niet leiden tot het oordeel dat het besluit van 7 november 2008 berust op een onjuiste medische of arbeidskundige grondslag.
3.1. In hoger beroep heeft appellant zich gekeerd tegen het oordeel van de rechtbank dat het besluit van 7 november 2008 niet op een onjuiste arbeidskundige grondslag berust.
3.2. Appellant heeft gesteld dat de functie machinaal metaalbewerker voor hem niet geschikt is gelet op de bij hem bestaande spanningen en zijn gebrek aan energie.
3.3. Appellant heeft voorts gesteld dat hij in de functie machinaal metaalbewerker 20 kg dient te tillen, terwijl in de voor hem opgestelde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is vermeld dat hij maximaal 15 kg mag tillen.
3.4. Voorts heeft appellant naar voren gebracht dat niet alle in de geduide functies voorkomende overschrijdingen van zijn in de FML opgenomen mogelijkheden zijn toegelicht.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. De rechtbank heeft de door appellant in beroep aangevoerde gronden die zien op de arbeidskundige grondslag van het besluit van 7 november 2008 in overweging 4.2 van de aangevallen uitspraak besproken en beoordeeld.
4.3. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd leidt de Raad niet tot een ander oordeel dan waartoe de rechtbank is gekomen.
4.4. De beroepsgrond van appellant zoals is vermeld in 3.2 treft geen doel. Deze grond gaat eraan voorbij dat in de functie machinaal metaalbewerker op deze punten geen belastingen voorkomen die de mogelijkheden van appellant zoals deze zijn opgenomen in de FML overschrijden.
4.5. Het Uwv heeft bij brief van 10 augustus 2011 de in de functie van machinaal metaalbewerker voorkomende belastingen nogmaals nader uiteengezet. Uit deze toelichting volgt dat in het geautomatiseerde gedeelte van het zogenoemde CBBS weliswaar is opgenomen dat in de functie maximaal 20 kg dient te worden getild, maar dat uit de toelichting volgt dat sprake is van een maximale tilbelasting van 15 kg. Door de vermelding van 20 kg in het geautomatiseerde gedeelte wordt verzekerd dat er geen onderschatting van de belasting plaatsvindt en dat eerder dan strikt noodzakelijk een signalering optreedt. Uit deze nadere toelichting – die door appellant niet is bestreden – volgt dat de tilbelasting in deze functie de mogelijkheden van appellant, zoals deze zijn opgenomen in de FML niet overschrijdt, zodat ook de beroepsgrond zoals is vermeld in 3.3 geen doel treft.
4.6. De beroepsgrond van appellant zoals is vermeld in 3.4 treft evenmin doel. Met juistheid heeft de rechtbank geoordeeld dat de verborgen beperkingen zijn toegelicht en dat geen sprake is van andere overschrijdingen die een toelichting vergen. Deze toelichting is reeds gegeven voor het besluit van 7 november 2008 en wel in de arbeidskundige rapportage van 5 mei 2008. Dat in de loop van de procedure door het Uwv een nadere toelichting is gegeven naar aanleiding van door appellant opgeworpen vragen maakt niet dat de rapportage van 5 mei 2008 ondeugdelijk is.
5.1. Het hoger beroep van appellant treft gelet op hetgeen is overwogen in 4.2 tot en met 4.6 geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep,
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 december 2011.