ECLI:NL:CRVB:2011:BU8962

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2622 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling en verzoek om schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M.J. Klinkert, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 december 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 10-2622 WW. De rechtbank had eerder al beslist over de gemaakte kosten in de procedure. Het Uwv, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, werd veroordeeld in de proceskosten die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep. De Raad oordeelde dat er geen ruimte was voor vergoeding van omzetschade, aangezien deze kosten onder de specifieke regeling van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vallen.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 18 mei 2011 geheel tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. De kosten van verleende rechtsbijstand zijn begroot op € 322,-- voor de procedure in bezwaar en € 437,-- voor de procedure in hoger beroep. De Raad heeft de proceskosten van appellante vastgesteld op een totaalbedrag van € 1081,--, dat het Uwv dient te vergoeden. De schadevergoeding die appellante eiste op grond van artikel 8:73 van de Awb, die betrekking had op omzetschade, werd echter afgewezen, omdat deze kosten niet onder de specifieke regeling vallen.

De uitspraak is openbaar gedaan en de beslissing is genomen door de Centrale Raad van Beroep, waarbij B.M. van Dun als rechter en A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier optraden. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de Beroepswet, waarbij de Raad de relevante artikelen heeft toegepast met betrekking tot de proceskosten en schadevergoeding.

Uitspraak

10/2622 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:73a en artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 7 april 2010, 09/902
(aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).
Datum uitspraak: 21 december 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.J. Klinkert, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft op 18 mei 2011 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 25 juli 2011 heeft mr. Klinkert namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten en schadevergoeding.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
In artikel 8:73a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:73 van de Awb kan worden veroordeeld tot vergoeding van de schade die de verzoeker lijdt.
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 21 van de Beroepswet is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
De Raad stelt vast dat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 18 mei 2011 geheel aan de bezwaren van appellante is tegemoet gekomen.
Wat betreft de kosten van verleende rechtsbijstand merkt de Raad op dat de rechtbank bij de aangevallen uitspraak reeds ten aanzien van de kosten in verband met de procedure in beroep heeft beslist. Het Uwv heeft in de nieuwe beslissing op bezwaar van 18 mei 2011 de proceskosten niet betrokken zodat thans de in bezwaar en in hoger beroep gemaakte kosten ter beoordeling staan.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand in bezwaar en € 437,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
De schade die appellante op grond van artikel 8:73 van de Awb vergoed wil zien bestaat uit omzetschade ten gevolge van het besteden van 46,5 uur à € 110,-- aan deze zaak. Ook dit zijn kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep heeft moeten maken, waarvoor artikel 8:75 van de Awb een specifieke regeling kent. Voor vergoeding van deze kosten op grond van artikel 8:73 van de Awb bestaat dan ook geen ruimte.
Voor het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1081,--.
Deze uitspraak is gedaan door B.M. van Dun, in tegenwoordigheid van
A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2011.
(get.) B.M. van Dun.
(get.) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen.
IvR