ECLI:NL:CRVB:2011:BU8962
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.M. van Dun
- A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling en verzoek om schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. M.J. Klinkert, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 21 december 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 10-2622 WW. De rechtbank had eerder al beslist over de gemaakte kosten in de procedure. Het Uwv, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, werd veroordeeld in de proceskosten die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het bezwaar en het hoger beroep. De Raad oordeelde dat er geen ruimte was voor vergoeding van omzetschade, aangezien deze kosten onder de specifieke regeling van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vallen.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 18 mei 2011 geheel tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. De kosten van verleende rechtsbijstand zijn begroot op € 322,-- voor de procedure in bezwaar en € 437,-- voor de procedure in hoger beroep. De Raad heeft de proceskosten van appellante vastgesteld op een totaalbedrag van € 1081,--, dat het Uwv dient te vergoeden. De schadevergoeding die appellante eiste op grond van artikel 8:73 van de Awb, die betrekking had op omzetschade, werd echter afgewezen, omdat deze kosten niet onder de specifieke regeling vallen.
De uitspraak is openbaar gedaan en de beslissing is genomen door de Centrale Raad van Beroep, waarbij B.M. van Dun als rechter en A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier optraden. De uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de Beroepswet, waarbij de Raad de relevante artikelen heeft toegepast met betrekking tot de proceskosten en schadevergoeding.