ECLI:NL:CRVB:2011:BU8664

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/6328 WWB + 09/6329 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijdrage uit het Gemeentelijk Hulpfonds door de Centrale Raad van Beroep

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, die hun beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad ongegrond heeft verklaard. Appellanten hadden op 26 augustus 2008 een aanvraag ingediend voor een bijdrage uit het Gemeentelijk Hulpfonds, maar hebben verzuimd om de gevraagde inkomensgegevens aan te leveren. Het College heeft de aanvraag afgewezen, omdat appellanten niet hebben gereageerd op het verzoek om aanvullende informatie. De rechtbank heeft deze afwijzing bevestigd, en appellanten hebben hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het College bevoegd was om kennis te nemen van de aanvraag, ondanks dat het Gemeentelijk Hulpfonds niet expliciet in de Wet werk en bijstand (WWB) is opgenomen. De Raad stelt vast dat de regeling van het Gemeentelijk Hulpfonds niet als wettelijk beleid kan worden gekwalificeerd, maar als buitenwettelijk begunstigend beleid. Dit betekent dat de bestuursrechter enkel toetst of het beleid consistent is toegepast. Aangezien appellanten niet de gevraagde inkomensgegevens hebben verstrekt, was het College gerechtigd om de aanvraag af te wijzen.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep van appellanten niet slaagt. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met R.H.M. Roelofs als voorzitter en E.J.M. Heijs en E.J. Govaers als leden, en is openbaar uitgesproken op 13 december 2011.

Uitspraak

09/6328 WWB
09/6329 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant 1] en [Appellant 2], wonende te [woonplaats] (hierna: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 16 oktober 2009, 09/1964 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad (hierna: College)
Datum uitspraak: 13 december 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft drs. J.A. Bajema, werkzaam bij een bewindvoerderskantoor te Purmerend, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2011. Voor appellanten is drs. Bajema verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.A. Blom, werkzaam bij de gemeente Zaanstad.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellanten hebben op 26 augustus 2008 een aanvraag ingediend voor een bijdrage uit het Gemeentelijk Hulpfonds. Bij brief van 3 september 2008 heeft het College appellanten verzocht vóór 22 september 2008 enkele ontbrekende gegevens in te zenden, te weten een kopie van een salaris- en/of uitkeringsspecificatie van de maand voorafgaande aan de aanvraag en een kopie van de voorlopige teruggave van de Belastingdienst. Aangezien appellanten hierop niet hebben gereageerd, heeft het College bij besluit van 29 oktober 2008 de aanvraag afgewezen.
1.2. Bij besluit van 16 maart 2009 heeft het College het bezwaar van appellanten tegen het besluit van 29 oktober 2008 ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat appellanten hebben verzuimd de gevraagde gegevens in te zenden, waarbij tevens is aangegeven dat het College bij de beoordeling van de aanvraag uitgaat van het netto inkomen en niet van het bedrag dat vrij besteedbaar is na aflossing op mogelijke schulden. Daarnaast heeft het College verwezen naar de verklaring van appellanten tijdens de hoorzitting dat ze niet van plan zijn de gevraagde gegevens alsnog in te zenden, omdat appellanten in budgetbeheer bij de Gemeentelijke Kredietbank zijn opgenomen en zij een inkomen onder het bestaansminimum hebben.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 16 maart 2009 ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt allereerst vast dat het hoger beroep ziet op een besluit tot afwijzing van een bijdrage uit het Gemeentelijk Hulpfonds (hierna: regeling), die niet als zodanig in de bijlage bij de Beroepswet is opgenomen. De regeling is door de gemeente Zaanstad in het leven geroepen om mensen met een minimuminkomen een tegemoetkoming te verstrekken voor gezinnen met jonge schoolgaande kinderen en voor het ontplooien van sociaal-culturele activiteiten. Nu de regeling geen grondslag vindt in de Wet werk en bijstand (WWB) of in een autonome verordening van de raad van de gemeente Zaanstad en een sterke verwantschap vertoont met artikel 35, eerste lid, van de WWB, welke wet wel in de bijlage bij de Beroepswet is opgenomen, is de Raad van oordeel dat hij bevoegd is om kennis te nemen van het hoger beroep.
4.2. De rechtbank heeft de regeling terecht gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid. Volgens vaste rechtspraak van de Raad betekent dit dat de aanwezigheid en de toepassing van dit beleid als gegeven wordt aanvaard en dat door de bestuursrechter slechts wordt getoetst of het beleid op consistente wijze is toegepast. Het beroep van appellanten op artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht treft reeds daarom geen doel.
4.3. Vaststaat dat in de onder 4.1 genoemde regeling grenzen zijn gesteld aan de hoogte van het netto inkomen waarboven geen recht op een bijdrage uit het desbetreffende fonds bestaat. Het College heeft bij de beoordeling van de door appellanten gestelde aanspraak op deze bijdrage terecht aan hen verzocht om concrete inkomensgegevens, bijvoorbeeld loonstroken en/of uitkeringsspecificaties, over te leggen. Anders dan appellanten menen kon in dat verband niet worden volstaan met het enkel verstrekken van het vonnis van de rechtbank waarbij de Wet schuldsanering natuurlijke personen op appellanten van toepassing is verklaard. Aangezien appellanten, ook na rappel, verzuimd hebben aan het verzoek om concrete inkomensgegevens gevolg te geven, was het College gerechtigd de aanvraag af te wijzen.
4.4. In hetgeen in 4.1 is overwogen ligt besloten dat de gronden van appellanten, voor zover deze zien op de toepassing van de WWB, als zijnde niet aan de orde, buiten bespreking moeten blijven.
4.5. Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs als voorzitter en E.J.M. Heijs en E.J. Govaers als leden, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 december 2011.
(get.) R.H.M. Roelofs.
(get.) R. Scheffer.
HD