ECLI:NL:CRVB:2011:BU8547

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6742 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van geschiktheid voor de maatgevende functie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de weigering van een WIA-uitkering door het Uwv werd bevestigd. Appellant, die eerder werkzaam was als [naam functie] bij Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, heeft zijn werkzaamheden gestaakt vanwege rug- en longklachten. Na een onderzoek door verzekeringsarts J.D. Klein Ovink en een arbeidsdeskundige, werd appellant geschikt bevonden voor zijn laatst verrichte arbeid en voor een aantal andere passende functies. Het Uwv weigerde vervolgens de WIA-uitkering met terugwerkende kracht tot 12 februari 2008.

In bezwaar heeft appellant aangevoerd dat hij door zijn beperkingen niet in staat was om zijn eigen werk te verrichten. De bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige hebben de geschiktheid voor de maatgevende arbeid en de passende functies bevestigd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat uitsluitend de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit was aangevochten.

In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de eerdere gronden herhaald en de aangevallen uitspraak bevestigd, zij het op andere gronden. De Raad oordeelt dat er geen termen zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De Raad concludeert dat de WIA-uitkering op goede gronden is geweigerd, omdat appellant in staat wordt geacht de maatgevende arbeid te verrichten. De gronden tegen de geselecteerde functies worden onbesproken gelaten, aangezien er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

10/6742 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 november 2010, 09/4976 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 15 december 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. N.D. Groenewoud, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 november 2011. Appellant is verschenen, bijgestaan door
mr. Groenewoud. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.B. Heij.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellant is werkzaam geweest als [naam functie] bij Onze Lieve Vrouwe Gasthuis gedurende 36 uur per week. Per 14 februari 2006 heeft hij zijn werkzaamheden in verband met rugklachten met uitstraling naar het linker been, alsmede longklachten gestaakt. Na onderzoek door verzekeringsarts J.D. Klein Ovink op 30 september 2008 en 5 maart 2009, die de beperkingen van appellant in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) heeft vastgelegd, heeft arbeidsdeskundige J. Kuijpers op 9 april 2009 de arbeidsmogelijkheden van appellant onderzocht en appellant primair geschikt bevonden voor de laatstelijk verrichte arbeid. Subsidiair heeft de arbeidsdeskundige appellant in staat geacht een aantal passende functies te vervullen. Bij besluit van 14 april 2009 heeft het Uwv geweigerd om aan appellant met ingang van 12 februari 2008 een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
2. In bezwaar is namens appellant aangevoerd dat hij vanwege zijn beperkingen niet in staat was het eigen werk te verrichten. Voorts zijn namens appellant medische en arbeidskundige gronden ingediend, gericht tegen de voorgehouden functies. Na onderzoek door bezwaarverzekeringsarts K.T. Tan, heeft bezwaararbeidsdeskundige W.Th. Pompe in het rapport van 21 september 2009 de geschiktheid voor de maatgevende arbeid onderschreven en tevens de geschiktheid van de passende functies beoordeeld. Bij besluit van 22 september 2009 (verder: het bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep, onder de vaststelling dat uitsluitend de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit is aangevochten en dat de voorgehouden functies passend zijn, ongegrond verklaard.
4. In hoger beroep zijn de eerder geformuleerde gronden herhaald.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. Appellant is door het Uwv primair geschikt bevonden voor de maatgevende functie van [naam functie]. In het dossier bevinden zich diverse rapporten waarin de inhoud en de belastende aspecten van die functie beschreven zijn. De Raad verwijst onder meer naar een rapport van arbeidsdeskundige H.C. Groen van 9 juni 2008, dat is opgesteld naar aanleiding van een door hem verricht werkplekonderzoek. Hieruit blijkt dat het om fysiek lichte arbeid gaat, waarbij bij het verplaatsen van bedden gebruik kan worden gemaakt van een hulpmiddel, een zogenoemde bedmover. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd niet in staat te zijn het eigen werk te verrichten vanwege een te grote duw- en trekbelasting. De Raad ziet hierin - nu deze stelling niet overeenstemt met de in het dossier beschikbare informatie en niet nader is onderbouwd - geen aanleiding om aan de juistheid van het door het Uwv ingenomen standpunt te twijfelen. De
WIA-uitkering is dan ook op goede gronden per 12 februari 2008 geweigerd. De Raad zal de gronden tegen de geselecteerde functies onbesproken laten, aangezien appellant in staat wordt geacht de maatgevende arbeid te verrichten en er reeds daarom geen sprake is van arbeidsongeschiktheid.
6. Hetgeen onder 5.2 is overwogen leidt tot de slotsom dat de aangevallen uitspraak, zij het op andere gronden, dient te worden bevestigd.
7. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en J.P.M. Zeijen en A.A.H. Schifferstein als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2011.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) M.A. van Amerongen.
TM