ECLI:NL:CRVB:2011:BU8492

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3837 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake sociale verzekeringen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2011 uitspraak gedaan op het verzoek van verzoekster om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 18 december 2009. Verzoekster, woonachtig in Marokko, had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, maar dit was niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Verzoekster heeft in 2010 en 2011 herziening gevraagd, maar de Centrale Raad oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. De Raad benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, maar enkel kan worden toegepast op basis van nieuwe feiten die voor de uitspraak niet bekend waren. Aangezien verzoekster geen nieuwe feiten had aangedragen, werd het verzoek om herziening afgewezen. De Raad zag ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de zitting vond plaats op 18 november 2011, waarbij verzoekster werd bijgestaan door een gemachtigde.

Uitspraak

10/3837 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
Met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht op het verzoek van:
[verzoekster], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: verzoekster),
om herziening van de uitspraak van de Raad van 18 december 2009, 08/5295,
in het geding tussen:
verzoekster
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 16 december 2011
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet (Bw) van 18 december 2009 heeft de Raad het verzet van verzoekster tegen de uitspraak van de Raad van 4 juni 2009 ongegrond verklaard. Bij de uitspraak van de Raad van 4 juni 2009 heeft de Raad het door verzoekster ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 juli 2008, 07/2896 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoekster niet in verzuim is geweest.
Verzoekster heeft bij brief van 10 mei 2010, aangevuld bij brieven van 23 juli 2010 en 18 april 2011, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 18 december 2009.
De Svb heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2011. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door
F. El Helali. De Svb heeft zich – met voorafgaand bericht – niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb, in verbinding met artikel 21 van de Bw, kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
1.2. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb in verbinding met artikel 21 van de Bw, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Nu door verzoekster geen nieuwe feiten of nieuwe omstandigheden als bedoeld in genoemde bepaling van de Awb naar voren zijn gebracht, dient het verzoek om herziening te worden afgewezen.
2. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 december 2011.
(get.) M.M. van der Kade.
(get.) J.R. Baas.
JL