ECLI:NL:CRVB:2011:BU8336

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-3806 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de referteperiode voor de afbouwregeling reiskosten woon-werkverkeer van ambtenaren

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De zaak betreft de afbouwregeling van reiskosten voor ambtenaren, specifiek voor de appellant die werkzaam was bij de Samenwerkende Auditdiensten Noord Nederland (SANN). De appellant had een referteperiode van januari 2008 tot en met december 2008 gekozen voor de afbouwregeling, maar de betrokkene verzocht om aanpassing van deze periode naar het vierde kwartaal van 2008. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in voldoende mate heeft gemotiveerd waarom de gekozen referteperiode gerechtvaardigd was, en dat de aanpassing naar de referteperiode van januari tot en met december 2008 rekening hield met het veranderde reispatroon van de betrokkene.

De rechtbank had eerder het bestreden besluit van de appellant vernietigd en bepaald dat de betrokkene recht had op een nabetaling van €3.900,12. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld over de referteperiode en dat de appellant in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Dit betekent dat de afbouwregeling zoals vastgesteld door de appellant in stand blijft en de betrokkene geen recht heeft op de nabetaling zoals eerder door de rechtbank bepaald.

Uitspraak

10/3806 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 28 mei 2010, 09/2019 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene)
en
appellant
Datum uitspraak: 8 december 2011
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2011. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. Mulders en F.G. Krijgsman, beiden werkzaam bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Betrokkene is - met voorafgaand bericht - niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkene was werkzaam als auditor bij de Samenwerkende Auditdiensten Noord Nederland (SANN) van de auditdienst van het ministerie van OCW in Groningen. Hij woonde in Heerenveen. In het kader van het bundelen van de auditdiensten van verschillende ministeries in een gemeenschappelijke Rijksauditdienst (RAD) is met ingang van 1 januari 2009 de SANN ondergebracht bij de RAD. Teneinde de reiskostenvergoeding woon- werkverkeer van de medewerkers van de SANN te laten aansluiten aan de bij de RAD geldende reiskostenvergoeding woon-werkverkeer, is met ingang van 1 januari 2009 het beginsel woonplaats is standplaats voor de medewerkers van de SANN ingetrokken en is de standplaats gewijzigd in Groningen. Ter compensatie van deze wijziging is, in overleg met het Georganiseerd Overleg, besloten met toepassing van het Sociaal Flankerend Beleid sector Rijk 2008-2012 op grond van artikel 69 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) een afbouwregeling reiskosten woon- werkverkeer toe te kennen.
1.2. Deze afbouwregeling betreft de periode 2009-2013. De afbouw vindt plaats in aflopend percentage van 100% in het eerste jaar, 100% in het tweede jaar, 75% in het derde jaar, 50% in het vierde jaar en 25% in het vijfde jaar. De berekening is gebaseerd op een referteperiode van januari tot en met juni 2008, waarbij vergoeding in de referteperiode wordt vergeleken met de toekomstige vergoeding. Voor appellant komt dit er op neer dat zijn vergoeding wordt bepaald door de factor 1/5, zijnde het bedrag van
€ 3.900,12. Het streven is de vergoeding aan iedere medewerker, in de vorm van een netto bedrag ineens, uit te betalen in december 2008.
1.3. Bij e-mailbericht van 19 december 2008 heeft appellant de medewerkers van de SANN geïnformeerd over deze afbouwregeling. Betrokkene heeft hierop gereageerd met het verzoek de referteperiode aan te passen en uit te gaan van het reispatroon in het vierde kwartaal van 2008.
1.4. Bij besluit van 19 februari 2009 heeft appellant de referteperiode verruimd naar januari tot en met december 2008. Deze verruiming heeft tot gevolg dat de vergoeding voor betrokkene wordt bepaald door de factor 2/5.
1.5. Bij besluit van 7 juli 2009 (hierna: bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 19 februari 2009 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat appellant aan betrokkene een nabetaling zal doen van €3.900,12,-. Hiertoe is overwogen dat appellant niet in redelijkheid tot de afbouwregeling heeft kunnen besluiten zoals die is getroffen ten aanzien van betrokkene. Betrokkene heeft genoegzaam aangetoond dat hij door een wijziging in zijn werkzaamheden vanaf november 2008 gemiddeld meer dan de op grond van de afbouwregeling aangenomen twee dagen per week naar Groningen moet reizen. Niet valt in te zien waarom een referteperiode van het tweede half jaar van 2008 niet representatief is. De rechtbank heeft de vergoeding voor betrokkene bepaald met toepassing van de factor 3/5.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1. Appellant heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van het tweede half jaar van 2008 als referteperiode. De Raad kan appellant in dit standpunt volgen. Ingevolge artikel 69, eerste lid, van het ARAR kan appellant naar billijkheid de ambtenaar schadeloos stellen, kosten vergoeden of overigens een geldelijke tegemoetkoming verlenen. Dit artikel geeft appellant een discretionaire bevoegdheid bij de vaststelling van de wijze waarop de afbouwregeling wordt uitgevoerd. De Raad stelt vast dat appellant in voldoende mate heeft gemotiveerd waarom gekozen is voor een referteperiode van januari 2008 tot en met december 2008. In eerste instantie is voor alle medewerkers van de SANN gekozen voor de referteperiode van januari tot en met juni 2008, omdat op dat moment enkel de gegevens met betrekking tot de eerste helft van 2008 bekend waren. Daarbij kwam het streven van appellant alle vergoedingen vóór de overgang van de SANN naar de RAD uitbetaald te hebben. Nadat betrokkene had gereageerd met het verzoek de referteperiode aan te passen en uit te gaan van het reispatroon in het vierde kwartaal van 2008, heeft appellant ervoor gekozen de referteperiode te verruimen naar januari tot en met december 2008. Daarmee is rekening gehouden met het veranderde reispatroon van betrokkene in de laatste maanden van 2008. Niet valt in te zien dat appellant hiertoe niet in redelijkheid heeft kunnen komen. Hierbij merkt de Raad nog op dat de vergoedingen met betrekking tot de afbouwregeling in januari 2009 door appellant zijn betaald. De beroepsgrond slaagt.
3.2. Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank het bestreden besluit ten onrechte heeft vernietigd. De Raad zal de aangevallen uitspraak vernietigen en het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaren.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en K.J. Kraan en B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 december 2011.
(get.) J.G. Treffers.
(get.) R. Scheffer.
HD